7. Alle functies en instellingen
Dit hoofdstuk legt alle instellingen van de accumonitor uit. Daarnaast is er ook een video beschikbaar waarin deze instellingen worden uitgelegd en hoe ze op elkaar reageren voor het bereiken van nauwkeurige accumonitoring voor zowel loodzuur- als lithiumaccu's.
Link naar de video:
7.1. Instellingen wijzigen
Instellingen kunnen gewijzigd worden via de hoofdunit van de accumonitor of via de VictronConnect-app.
7.1.1. Toegang tot instellingen via de hoofdunit
Gebruik voor toegang en wijziging van instellingenparameters op de volgende manier de knoppen op de hoofdunit:
Druk op SETUP gedurende twee seconden voor toegang tot deze functies en gebruik de + en – knoppen om er in te bladeren.
Druk op SELECT voor toegang tot de gewenste parameter.
Gebruik SELECT en de + en – knoppen om aan te passen. Een korte biep bevestigt de instelling.
Druk telkens op SETUP om terug te keren naar de scrollende tekst en druk opnieuw om terug te keren naar normale modus.
7.1.2. Toegang tot instellingen via the VictronConnect-app
Doe het volgende voor toegang en wijzigen van instellingenparameters:
Klik op het instellingensymbool om naar het accu-instellingenmenu te gaan.
Klik, om te navigeren van het algemene instellingenmenu naar het productinstellingenmenu, op het menusymbool .
Raadpleeg voor informatie over het verbinden van de VictronConnect-app met de accumonitor het De VictronConnect-app hoofdstuk.
7.1.3. Instellingen opslaan, laden en delen in VictronConnect
In het instellingenmenu staan de volgende 3 symbolen:
Sla instelling op in bestand - Dit zal de instellingen opslaan ter referentie of voor later gebruik.
Laad instellingen uit bestand - Dit zal de eerder opgeslagen instellingen laden.
Deel instellingenbestand - Hiermee kan instellingenbestandgedeeld worden via e-mail, bericht, AirDrop, enzovoort. De beschikbare opties voor het delen zijn afhankelijk van het gebruikte platform.
Raadpleeg voor meer informatie over deze functies de VictronConnect-handleiding.
7.2. Accu-instellingen
De accu-instellingen kunnen worden gebruikt om de accumonitor precies af te stemmen. Wees voorzichtig wanneer u deze instellingen wijzigt, omdat een wijziging gevolgen zal hebben op de laadstatusberekeningen van de accumonitor.
7.2.1. Accucapaciteit
Deze parameter wordt gebruikt om de accumonitor te vertellen hoe groot de accu is. Deze instellingen hadden al gedaan moeten zijn tijdens de eerste installatie.
De instelling van de accucapaciteit wordt uitgedrukt in Ampère-uur (Ah).
Raadpleeg, voor meer informatie over de accucapaciteit en de gerelateerde Peukert-exponent het Accucapaciteit en Peukert-exponent hoofdstuk.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Accucapaciteit (instelling 01) | 200 Ah | 1 - 9999 Ah | 1Ah |
7.2.2. Spanning opgeladen
De accuspanning moet boven dit spanningsniveau liggen om de accu als volledig opgeladen te beschouwen. Zodra de accumonitor detecteert dat de spanning van de accu de “geladen spanning” heeft bereikt en de stroom is gedaald tot beneden de “staartstroom” voor een bepaalde tijd zet de accumonitor de laadstatus op 100 %.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Spanning opgeladen (instelling 02) | 158,4 V (144 V nominaal) | 0 - 384 V | 0,1 V |
De parameter “spanning opgeladen” moet ingesteld worden op 0.2 V of 0.3 V onder de druppellaadspanning van de acculader.
7.2.3. Ontladingslimiet
De parameter “ontladingslimiet” wordt gebruikt voor de berekening van de “resterende tijd”. De accumonitor berekent de tijd die hij nodig heeft totdat de ingestelde “ontladingslimiet” is bereikt. De ontladingslimiet wordt ook gebruikt om de standaardinstellingen voor het laadstatusalarm in te stellen.
Voor loodzuur accu's is dit ingesteld op 50 % en voor lithium is dit lager ingesteld.
Merk op dat deze instelling alleen verschijnt bij toegang tot de accumonitor via de VictronConnect-app. Raadpleeg, wanneer men naar de accumonitor gaat via de hoofdunit, in plaats hiervan de Relais lage laadstatus (SoC) instelling.
Instelling | Standaardinstelling | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Ontladingslimiet | 50 % | 0 - 99 % | 1 % |
7.2.4. Staartstroom
De accu wordt beschouwd als volledig opgeladen zodra de laadstroom is gedaald tot minder dan deze “staartstroom”-parameter. De parameter “staartstroom” wordt uitgedrukt als een percentage van de accucapaciteit.
Let op dat sommige acculaders stoppen met opladen als de stroom onder een ingestelde drempel daalt. In dat geval moet de staartstroom hoger worden ingesteld dan deze drempelwaarde.
Zodra de accumonitor detecteert dat de spanning van de accu de “Geladen spanning” heeft bereikt en de stroom is gedaald tot beneden deze “Staartstroom” voor een bepaalde tijd zal de accumonitor de laadstatus op 100 % zetten.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Staartstroom (instelling 03) | 4,00 % | 0,50 - 10,00 % | 0,1 % |
7.2.5. Detectie tijd opgeladen
Dit is tijdsduur dat aan de “spanning opgeladen”-parameter en de “staartstroom”-parameter moet worden voldaan zodat de accu volledig is opgeladen.
Instelling | Standaardinstelling | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Detectie tijd opgeladen (instelling 04) | 3 minuten | 0 - 100 minuten | 1 minuut |
7.2.6. Peukert-exponent
Stel de Peukert exponent-parameter in volgens het accu specificatieblad. Als de Peukert exponent onbekend is dan dient men deze in te stellen op 1,25 voor loodzuuraccu's en op 1,05 voor lithium accu's. Bij een waarde van 1,00 schakelt de Peukert-compensatie uit. De Peukert waarde voor loodzuuraccu's kan berekend worden. Raadpleeg voor meer informatie over de Peukert berekening, de Peukert en hoe dit relateert tot de accucapaciteit, het Accucapaciteit en Peukert-exponent hoofdstuk.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Peukert exponent (instelling 05) | 1.25 | 1.00 - 1.50 | 0.01 |
7.2.7. Laadefficiëntiefactor
De “laadefficiëntiefactor” compenseert de capaciteitsverliezen (Ah) tijdens het opladen. Een instelling van 100 % betekent dat er geen verliezen zijn.
Een laadefficiëntie van 95 % betekent dat er 10 Ah moet worden overgebracht naar de accu om daadwerkelijk 9,5 Ah in de accu te op te slaan. De laadefficiëntie van een accu is afhankelijk van het accutype, de leeftijd en het gebruik. De accumonitor houdt rekening met dit fenomeen met de laadefficiëntie factor.
De laadefficiëntie van een loodzuuraccu is bijna 100 % zolang er geen gasproductie plaatsvindt. Gasvorming betekent dat een deel van de laadstroom niet wordt omgezet in chemische energie, die wordt opgeslagen in de platen van de accu, maar wordt gebruikt om water om te zetten in zuurstof en waterstofgas (zeer explosief!). De energie die in de accuplaten wordt opgeslagen, kan bij de volgende ontlading worden teruggewonnen, terwijl de energie die wordt gebruikt om water om te zetten verloren gaat. Gasvorming kan gemakkelijk worden waargenomen in natte accu's. Houd er rekening mee dat het “alleen zuurstof”-einde van de laadfase van verzegelde (VRLA) gel- en AGM-accu's ook leidt tot een lagere laadefficiëntie.
Instelling | Standaardinstelling | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Laadefficiëntiefactor (instelling 06) | 95 % | 50 - 100 % | 1 % |
7.2.8. Stroomdrempel
Als de gemeten stroom onder de parameter van de “stroomdrempel” valt, dan wordt deze als nul beschouwd. De “stroomdrempel” wordt gebruikt om zeer kleine stromen op te heffen die, op lange termijn, een negatieve invloed kunnen hebben op de uitlezing van de laadstatus in luidruchtige omgevingen. Bijvoorbeeld: als de werkelijke lange termijn-stroom 0,0 A is en de accumonitor 0,05 A meet als gevolg van geïnjecteerde lawaai of kleine afwijkingen, dan kan de accumonitor op lange termijn wellicht onjuist aangeven dat de accu leeg is of opgeladen moet worden. Als de stroomdrempel in dit voorbeeld is ingesteld op 0,1 A dan zal de accumonitor rekenen met 0,0 A zodat fouten geëlimineerd worden.
Bij een waarde van 0,0 A schakelt deze functie uit.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Stroomdrempel (instelling 07) | 0,10 A | 0,00 - 2,00 A | 0,01 A |
7.2.9. Gemiddelde “resterende tijd”
De gemiddelde resterende tijd specificeert het tijdvenster (in minuten) waarin het filter voor het berekenen van het gemiddelde werkt. De waarde 0 (nul) schakelt de filter uit en geeft een dadelijke (realtime) uitlezing. De weergegeven waarde “resterende tijd” kan echter sterk fluctueren. Het selecteren van de langste tijd, 12 minuten, zorgt ervoor dat alleen langdurige belastingsschommelingen worden opgenomen in de berekening van de “resterende tijd”.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Gemiddelde resterende tijd (instelling 08) | 3 minuten | 0 - 12 minuten | 1 minuut |
7.2.10. Accu-laadstatus bij resetten
Let op
Let op dat als deze instelling geopend wordt via de hoofdeenheid, deze instelling wordt gecategoriseerd onder "Diverse instellingen". Als er echter naartoe gegaan wordt via de VictronConnect-app valt het onder "accu-instellingen".
Deze instelling bepaalt het gedrag van de laadstatus (SoC)-waarde na het resetten van een accumonitor. Een reset komt voor als de accumonitor uitgeschakeld wordt en vervolgens opnieuw ingeschakeld wordt. Dit komt voor tijdens initiële installatie of verbreken van de verbinding, zoals op een boot als de verbinding van het DC-systeem verbroken wordt via de DC-hoofdschakelaar.
De instelling ”accu-laadstatus bij resetten" heeft de volgende modi:
Wis laadstatus - De laadstatus blijft onbekend tot de synchronisatieniveaus bereikt zijn en synchronisatie optreedt. Dit is de standaard modus.
Instellen op 100% - De laadstatus wordt ingesteld op 100%.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Accu-laadstatus bij resetten (instelling 70) | Wis laadstatus | Wis laadstatus Instellen op 100% |
7.2.11. Laadstatus
Met deze instelling kan de waarde van de laadstatus handmatig ingesteld worden. Deze instelling is pas actief nadat de accumonitor minstens eenmaal gesynchroniseerd is. Ofwel automatisch of handmatig.
Deze instelling is alleen beschikbaar bij toegang tot de accumonitor via de VictronConnect-app.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Laadstatus | -- % | 0,0 - 100 % | 0,1 % |
7.2.12. Laadstatus synchroniseren naar 100 %
Instelling 10
Deze optie kan gebruikt worden om de accumonitor handmatig te synchroniseren.
Druk, bij het navigeren naar deze instelling op de hoofdunit, op de SELECT knop om de accumonitor 100 % te synchroniseren.
Druk in de VictronConnect-app op de “Synchroniseren” knop om de accumonitor 100 % te synchroniseren.
Raadpleeg de Handmatige synchronisatie paragraaf voor meer informatie over deze instelling.
7.2.13. Nulstroomkalibratie
Instelling 09
Als de accumonitor geen nulstroom aangeeft zelfs als er geen belasting is en de accu niet wordt opgeladen dan kan deze optie gebruikt worden om de nulmeting te kalibreren.
Een nulstroomkalibratie is (bijna) nooit nodig. Voer deze procedure alleen uit als de accumonitor een stroom weergeeft terwijl er absoluut zeker is dat er geen stroom loopt. De enige manier om hier zeker van te zijn is door fysiek alle kabels en draden los te koppelen aan de LOAD kant van de shunt. Doe dit door de shunt-bout los te draaien en alle kabels en draden aan die kant van de shunt te verwijderen. Het alternatief, namelijk het uitschakelen van belastingen of laders, is NIET nauwkeurig genoeg, omdat het kleine stand-by stromen niet elimineert.
Zorg ervoor dat er echt geen stroom in of uit de accu loopt (ontkoppel de kabel tussen de belasting en de shunt), druk dan op SELECT in het hoofdunitmenu of druk op CALIBRATE in de VictronConnect-app.
7.3. Relaisinstellingen
De accumonitor is uitgerust met een programmeerbaar relais. Deze instellingen worden gebruikt om de functie van de relais te programmeren.
De relaisinstellingen zijn standaard uitgeschakeld (behalve de laadstatus (SoC) relaisinstelling). Doe het volgende om een relaisinstelling in te schakelen:
Schakel in de VictronConnect-app de relaisinstelling in door de glijder-knop naar rechts te glijden.
Schakel via de hoofdunit de relaisinstelling is door de ingestelde en gewiste waarde te wijzigen naar elke waarde boven nul.
7.3.1. Relais-modus
Deze instelling heeft de volgende relais-modi, namelijk:
Instelling | Standaard modus | Modi | Omschrijving |
---|---|---|---|
Relais-modus (instelling 11) | DFLT | DFLT Standaard modus. | De relaisinstellingen 16 tot 31 kunnen gebruikt worden om de relais te regelen. |
CHRG Laadmodus. | De relais sluit wanneer de laadstatus lager dan instelling 16 (ontladingslimiet) valt of wanneer de accuspanning lager dan instelling 18 (lage spanning relais) valt. De relais gaat open wanneer de laadstatus hoger is dan instelling 17 (wis relais laadstatus) en de accuspanning hoger is dan instelling 19 (wis relais lage spanning). Een applicatievoorbeeld is om regeling van een aggregaat te starten en stoppen, samen met instellingen 14 en 15. | ||
REM Remote modus. | De relais kan geregeld worden via the VE.Direct interface. Relaisinstellingen 12 en 14 tot 31 worden genegeerd daar de relais onder volle regeling van het via de VE.Direct interface verbonden apparaat staat. |
7.3.2. Relais omvormen
Deze functie tussen een normaal buiten werking gesteld (contact open) of een normaal in werking gesteld (contact gesloten) relais.
Wanneer omgevormd worden de open en gesloten omstandigheden, zoals beschreven in alle relaisinstellingen omgevormd (met uitzondering van de Relaisstatus).
Merk op dat de “normaal in werking gestelde” instelling lichtjes het vermogengebruik van de accumonitor verhoogt.
Instelling | Standaard modus | Modi | Bereik |
---|---|---|---|
Vorm relais om (instelling 12) | UIT | UIT | Normaal buiten werking gesteld |
AAN | Normaal in werking gesteld |
7.3.3. Relaisstatus
Dit is een alleen lezen-parameter en het toont of de relais open of gesloten is (buiten werking gesteld of in werking gesteld).
Instelling | Waarde | Omschrijving |
---|---|---|
Relaisstatus (instelling 13) | OPEN | De relais is open (buiten werking gesteld) |
CLSD | De relais is gesloten (in werking gesteld) |
7.3.4. Relais minimaal gesloten tijd
Stelt de minimale tijd in dat de “gesloten” toestand aanwezig blijft nadat de relais in werking werd gesteld.
Merk op dat dit wijzigt naar “open” en buiten werking gesteld wanneer de relaisfunctie omgevormd werd (Relais omvormen instelling).
Een applicatievoorbeeld is om een minimale looptijd van aggregaat in te stellen wanneer de relais ingesteld is op “laad” modus (Relais-modus instelling).
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Relais minimaal gesloten tijd (instelling 14) | 0 minuten | 0 - 8 uur | 1 minuut |
7.3.5. Relais uit vertraging
Stelt de hoeveelheid tijd in dat de “buiten werking gestelde” toestand aanwezig moet zijn voordat de relais opent.
Een applicatievoorbeeld is om een aggregaat een tijdje te laten draaien om de accu beter te laden wanneer de relais ingesteld is op “laad” modus (Relais-modus instelling).
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Vertraging relais uit (instelling 15) | 0 minuten | 0 - 500 minuten | 1 minuut |
7.3.6. Relais lage laadstatus (SoC)
Wanneer het percentage van laadstatus gezakt is onder de “ingestelde relais” waarde sluit de relais.
Wanneer het laadstatuspercentage gestegen is boven de “wis relais” waarde, opent de relais (na een vertraging, afhankelijk van de Relais minimaal gesloten tijd en/of de Relais uit vertraging instellingen).
De “wis relais” waarde moet groter zijn dan de “ingestelde relais” waarde.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Ingestelde relais-waarde (instelling 16) | 50 % | 0 - 99 % | 1 % |
Wis relais waarde (instelling 17) | 90 % | 0 - 99 % | 1 % |
Let op
Wanneer de “ingestelde relais” en “wis relais” waarden gelijk zijn, kan de toestand van de laadstatus de relais niet aandrijven.
Opmerking
Merk op dat deze instelling ook gekend staat als de ontladingslimiet. De resterende tijd uitlezing, weergegeven door de accumonitor, is gerelateerd aan deze instelling. De resterende tijd is de tijd die resteert tot deze instelling (de ontladingslimiet) bereikt werd.
7.3.7. Lage spanning relais
Wanneer de accuspanning meer dan 10 seconden lager dan de “ingestelde relais”-waarde is, sluit de relais.
Wanneer de accuspanning hoger is dan de “wis relais” waarde, opent de relais (na een vertraging, afhankelijk van de Relais minimaal gesloten tijd en/of de Relais uit vertraging instellingen).
De “wis relais” waarde moet groter zijn dan de “ingestelde relais” waarde.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Ingestelde relais-waarde (instelling 18) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
Wis relais-waarde (instelling 19) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
7.3.8. Hoge spanning relais
Wanneer de accuspanning meer dan 10 seconden hoger dan de “ingestelde relais”-waarde is, sluit de relais.
Wanneer de accuspanning lager is dan de “wis relais” waarde, opent de relais (na een vertraging, afhankelijk van de Relais minimaal gesloten tijd en/of van de Relais uit vertraging instellingen).
De “wis relais” waarde moet groter zijn dan de “ingestelde relais” waarde.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Ingestelde relais-waarde (instelling 20) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
Wis relais-waarde (instelling 21) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
7.4. Alarminstellingen
De BMV-accumonitor is uitgerust met een alarmrelais en een zoemer. Alarmen zijn ook zichtbaar op de VictronConnect-app terwijl deze verbonden is met de accumonitor of worden gebruikt om een alarmsignaal naar een GX-apparaat te sturen.
Alarmen worden standaard uitgeschakeld. Doe het volgende om in te schakelen:
Schakel in de VictronConnect-app het alarm in door de glijder-knop naar rechts te glijden.
Schakel via de hoofdunit het alarm in “ingestelde” en “gewiste” waarde in de alarminstellingen te wijzigen naar elke waarde boven nul.
7.4.1. Alarmzoemer
Wanneer ingeschakeld (ingesteld op AAN) luidt de zoemer een alarm zodra zich een alarmtoestand voordoet. Nadat een knop wordt ingedrukt, stopt de zoemer met luiden.
Wanneer uitgeschakeld (ingesteld op UIT) luidt de zoemer geen alarm.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Alarmzoemer (instelling 32) | AAN | AAN UIT |
7.4.2. Lage laadstatus-alarminstellingen
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd wanneer de laadstatus (SoC) beneden een ingestelde waarde komt voor meer dan 10 seconden. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de laadstatus boven de wis-waarde uitkomt
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde (instelling 33) | 1 % | 0 - 100 % | 1 % |
Wis alarm-waarde (instelling 34) | 1 % | 0 - 100 % | 1 % |
7.4.3. Alarm bij lage spanning
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de accuspanning langer dan 10 seconden lager dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de accuspanning boven de wis-waarde komt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde (instelling 35) | 1,1 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Ingestelde alarm-waarde (instelling 35) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde (instelling 36) | 1,0 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde (instelling 36) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
7.4.4. Alarm bij hoge spanning
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de accuspanning langer dan 10 seconden hoger dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de accuspanning onder de wis-waarde daalt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde (instelling 37) | 1,1 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Ingestelde alarm-waarde (instelling 37) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde (instelling 38) | 1,0 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde (instelling 38) | 0 V | 0 - 384 V | 0,1 V |
7.5. Weergave instellingen
7.5.1. Intensiteit achtergrondverlichting
De intensiteit van de achtergrondverlichting. Deze instelling gaat van 0 (steeds uit) naar 9 (maximale intensiteit).
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Intensiteit achtergrondverlichting (instelling 49) | 5 | 0 - 9 | 1 |
7.5.2. Achtergrondverlichting steeds aan
Wanneer ingesteld schakelt de achtergrondverlichting niet automatisch uit na 60 seconden inactiviteit.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Achtergrondverlichting steeds aan (instelling 50) | UIT | AAN UIT |
7.5.3. Scrolsnelheid
De scrolsnelheid van het beeldscherm. Deze instelling gaat van 1 (zeer traag) naar 5 (zeer snel).
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Scrolsnelheid (instelling 51) | 2 | 1 - 5 | 1 |
7.5.4. Weergave hoofdspanning
Moet ingesteld staan op AAN om de spanning van de hoofdaccu in het bewakingsmenu weer te geven.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Weergave hoofdspanning (instelling 52) | AAN | AAN UIT |
7.5.5. Stroomweergave
Moet ingesteld staan op AAN om de stroom weer te geven in het bewakingsmenu.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Stroomweergave (instelling 53) | AAN | AAN UIT |
7.5.6. Vermogenweergave
Moet ingesteld staan op AAN om de vermogenmeting weer te geven in het bewakingsmenu.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Vermogenweergave (instelling 54) | AAN | AAN UIT |
7.5.7. Verbruikte Ah-weergave
Moet ingesteld staan op AAN om de verbruikte Ah weer te geven in het bewakingsmenu.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Verbruikte Ah-weergave (instelling 55) | AAN | AAN UIT |
7.5.8. Laadstatus-weergave
Moet ingesteld staan op AAN om de accu-laadstatus weer te geven in het bewakingsmenu.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Laadstatus-weergave (instelling 56) | 5 | 1 - 5 | 1 |
7.5.9. Resterende tijd-weergave
Moet ingesteld staan op AAN om de laadstatus weer te geven in het bewakingsmenu.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Resterende tijd-weergave (instelling 57) | AAN | AAN UIT |
7.6. Diverse instellingen
7.6.1. Softwareversie
Instelling 61
Dit is een alleen lezen instelling. Het toont de firmware-versie van de accumonitor.
De softwareversie, zoals getoond op de hoofdunit is dezelfde als de firmware-versie, zoals weergegeven in de productinstellingen van de VictronConnect-app. Hier bovenop staat de VictronConnect-app ook het bijwerken van de firmware toe. Raadpleeg voor meer informatie de Firmware instelling.
Instelling | Standaard | Modus |
---|---|---|
Softwareversie (instelling 61) | Geeft de firmware-versie van de accumonitor weer. | Alleen lezen |
7.6.2. Standaarden herstellen
Instelling 62
Deze hoofdunit-instelling herstelt alle instellingen naar fabrieksinstellingen.
De standaarden kunnen ook hersteld worden via de VictronConnect-app. Raadpleeg voor meer informatie over hoe dit te doen het Resetten naar fabrieksinstellingen hoofdstuk.
Doe het volgende om standaarden te herstellen:
Navigeer naar instelling 62: de tekst “standaarden herstellen” wordt weergegeven
Druk op SELECT op de hoofdunit: de knipperende tekst "reset” wordt weergegeven.
Druk opnieuw op SELECT: een biep wordt gehoord en alle instellingen zijn teruggekeerd naar fabrieksinstelling.
Mocht de herstel-functie toevallig ingevoerd zijn en de tekst "reset” knippert, druk dan op SETUP om te verlaten en terug te keren naar het gebruikelijke instellingenmenu.
Merk op dat het herstellen van de standaarden de instellingengeschiedenis niet wist. Raadpleeg, om de geschiedenis te wissen, de Wis historie instelling.
Bij normale actieve modus kunnen de fabrieksinstellingen ook hersteld worden door SETUP en SELECT tegelijkertijd 3 seconden lang in te drukken op de hoofdunit. Merk op dat dit alleen mogelijk is wanneer de Installatie vergrendelen instelling op uit staat.
7.6.3. Wis historie
Instelling 63
Deze instelling herstelt alle instellingen naar fabrieksinstellingen. Doe het volgende om de geschiedenis te wissen:
Navigeer naar instelling 63: de tekst “geschiedenis wissen” wordt weergegeven
Druk op SELECT op de hoofdunit: de knipperende tekst “wissen” wordt weergegeven.
Druk opnieuw op SELECT: een biep wordt gehoord en alle instellingen zijn teruggekeerd naar fabrieksinstelling.
Mocht de herstel-functie toevallig ingevoerd zijn en de tekst "clear” knippert, druk dan op SETUP om te verlaten en terug te keren naar het gebruikelijke instellingenmenu.
De geschiedenis kan ook gewist worden via de VictronConnect-app; raadpleeg voor meer informatie over hoe dit te doen het Geschiedenis resetten hoofdstuk.
Let op
Wees ervan bewust dat geschiedenisgegevens een belangrijk instrument vormen om op de hoogte te blijven van de accuwerking en ook nodig kan zijn om mogelijke accuproblemen te onderzoeken. Wis de geschiedenis nooit tenzij wanneer de accubank vervangen werd.
7.6.4. Installatie vergrendelen
Wanneer aan worden alle instellingen (behalve deze) vergrendeld (alleen lezen) en kunnen niet gewijzigd worden via de hoofdunit. Merk op dat ze nof steeds gewijzigd kunnen worden via de VictronConnect-app.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Installatie vergrendelen (instelling 64) | UIT | AAN/UIT |
7.6.5. Shuntstroom
Gebruik wanneer een andere shunt dan degene meegeleverd met de accumonitor gebruikt wordt, deze instelling om de nominale stroom van de shunt in te stellen.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Shuntstroom (instelling 65) | 500 A | 1 - 9999 A | 1 A |
7.6.6. Shuntspanning
Gebruik, wanneer een andere shunt dan degene meegeleverd met de accumonitor gebruikt wordt, deze instelling om de nominale spanning van de shunt te wijzigen.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Shuntspanning (instelling 66) | 50 mV | 1 - 75 mV | 1 mV |
7.6.7. Accu start gesynchroniseerd op
Merk op dat, wanneer men naar de instellingen van de accumonitor gaat via de hoofdunit, deze instelling deel uitmaakt van de diverse instellingen, en indien men ernaar toegaat via VictronConnect maakt het onderdeel uit van de accu-instellingen.
Raadpleeg voor volledige informatie over deze instelling het Accu-laadstatus bij resetten hoofdstuk.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Gesynchroniseerde start (instelling 70) | AAN | AAN/UIT |
7.7. Extra instellingen
Deze VictronConnect-instellingen zijn niet te vinden in het VictronConnect-instellingenmenu maar zijn elders te vinden in de VictronConnect-app.
7.7.1. Geschiedenis resetten
Deze instelling kan onderaan het historie tabblad gevonden worden.
Deze instelling kan ook gemaakt worden via de hoofdunit. Raadpleeg voor meer informatie hoofdstukWis historie.
Let op
Wees ervan bewust dat geschiedenisgegevens een belangrijk instrument vormen om op de hoogte te blijven van de accuwerking en ook nodig kan zijn om mogelijke accuproblemen te onderzoeken. Wis de geschiedenis nooit tenzij wanneer de accubank vervangen werd.
7.7.2. PIN code resetten
Merk op dat de PIN-code alleen van toepassing is bij verbinding via Bluetooth met de accumonitor.
Deze instelling is te vinden in de instellingen van de VictronConnect-app zelf. Verlaat accumonitor door op de ← pijl te klikken. Hierdoor keert u terug naar de apparatenlijst van de VictronConnect-app. Klik nu op het menu-symbool naast de vermelding van de accumonitor.
Er wordt een nieuw venster geopend waarmee de pincode teruggezet kan worden naar de standaardinstelling: 000000. Om de pincode te kunnen resetten, moet de unieke PUK-code van de accumonitor ingevoerd worden. De PUK-code staat afgedrukt op het etiket met productinformatie op de accumonitor.
7.7.3. Serienummer
Het serienummer is te vinden onder de productinformatie van de accumonitor in de VictronConnect-app, of op het etiket met productinformatie , op de achterzijde van de hoofdunit van de accumonitor.
7.7.4. Aangepaste naam
In het scherm met de productinformatie over de accumonitor kan de naam van de accumonitor gewijzigd worden. Standaard staat hier de productnaam. Een meer toepasselijke naam kan echter nodig zijn. Vooral als er meerdere accumonitors dicht bij elkaar gebruikt worden, kan het verwarrend zijn om te zien met welke accumonitor er gecommuniceerd wordt. Het is bijvoorbeeld mogelijk om identificatienummers toe te voegen aan hun naam, zoals: Accumonitor A, Accumonitor B enzovoort.
7.7.5. Firmware
De accumonitor draait op firmware.
Af en toe is er een nieuwere firmwareversie beschikbaar. Nieuwe firmware wordt vrijgegeven om functies toe te voegen of om een bug te repareren. In het productoverzicht van zowel de accumonitor firmwareversie weergegeven. Het geeft ook aan of de firmware de nieuwste versie is en er is een knop om de firmware bij te werken.
Bij de eerste installatie wordt altijd aanbevolen om de meest recente firmware te downloaden (indien beschikbaar). Wanneer verbinding gemaakt wordt met de accumonitor met behulp van een bijgewerkte versie van de VictronConnect-app, zal de firmware gecontroleerd worden en als er een nieuwere versie beschikbaar is zal gevraagd worden om de firmware bij te werken. De VictronConnect-app bevat de actuele firmware-bestanden, dus een internetverbinding is niet nodig om de meest recente firmware bij te werken, zolang de meest actuele versie van de VictronConnect-app gebruikt wordt.
Een firmware-update is niet verplicht. Als ervoor gekozen wordt om de firmware niet bij te werken, dan kan de accumonitor alleen uitgelezen worden. De instellingen kunnen niet gewijzigd worden. Instellingen kunnen alleen gewijzigd worden als de accumonitor de meest recente firmware gebruikt.
Raadpleeg voor meer informatie over firmware-updates ook de VictronConnect-app-handleiding Firmware update hoofdstuk.
Deze instelling is ook beschikbaar via de hoofdunit Softwareversie instelling. Maar merk op dat dit een alleen lezen-instelling is. De firmware kan niet bijgewerkt worden via de hoofdunit.
7.7.6. Resetten naar fabrieksinstellingen
Om alle instellingen terug te zetten naar de fabrieksinstellingen selecteer “resetten naar fabrieksinstellingen”. Houd er rekening mee dat dit alleen alle instellingen terugzet naar hun standaardinstellingen, de geschiedenis wordt niet gereset.
Deze instelling is ook beschikbaar via de hoofdunit. Raadpleeg voor meer informatie hoofdstuk Standaarden herstellen.