9. VictronConnect - Orion Smart DC-DC-acculader
9.1. Inleiding
Bedankt voor het gebruik van VictronConnect. Deze handleiding helpt om het meeste uit de Orion Smart DC-DC acculader te halen en vereist minimale kennis van deze acculader die beschikbaar is in de introductie. Deze informatie is van toepassing op alle Orion Smart DC-DC acculaders. Ter vereenvoudiging, zullen we in deze handleiding de verkorte naam Orion Smart gebruiken.
In de algemene VictronConnect handleiding staat meer algemene informatie over de VictonConnect-app, hoe deze te installeren, hoe deze met het apparaat gekoppeld kan worden en hoe firmware bijgewerkt kan worden.
Opmerking: Waar in deze instructies wordt verwezen naar ingangs- en accuspanning, wordt uitgegaan van een ingangs- en accuspanning van 12 V. Vermenigvuldig de opgegeven waarden met 2 voor installaties die zijn geconfigureerd voor 24 V en met 4 voor installaties die zijn geconfigureerd voor 48 V.
9.2. Informatie over live-gegevens
9.2.1. Instant Readout (direct uitlezen) over BLE
VictronConnect kan de belangrijkste gegevens van de Orion Smart (en andere compatibele producten) op de apparatenlijstpagina weergeven zonder noodzaak verbinding te maken met het product. Dit omvat visuele berichten van waarschuwingen, alarmen en fouten die diagnose onmiddellijk inschakelen.
Het voordeel is:
|
Raadpleeg het Instant Readout (direct uitlezen)-hoofdstuk in de VictronConnect-handleiding voor meer informatie en hoe het ingesteld kan worden.
9.2.2. Acculaadmodus - tabblad STATUS
Orion Smart [SERIENUMMERS] bevestigt het aangesloten apparaat. Een aangepaste naam kan desgewenst ook worden ingesteld.
Het Moduspictogram geeft aan in welke modus de Orion Smart zich bevindt, acculader of voeding. (in dit geval acculader)
Acculader modus:
Bulk: In deze fase levert de Orion Smart zoveel mogelijk laadstroom om de accu's snel op te laden. Als de accuspanning de absorptiespanningswaarde bereikt, dan activeert de Orion Smart de Absorptiefase.
Absorptie: Tijdens deze fase schakelt de Orion Smart over naar de constante spanningsmodus, waarbij een vooraf ingestelde absorptiespanning, geschikt voor het accutype (zie Instellingen hieronder), wordt toegepast. Als de absorptietijd is verstreken, dan activeert de Orion Smart de Float (Druppellaad)-fase.
Float: Tijdens deze fase wordt druppel-laadspanning op de accu toegepast om een volledig opgeladen toestand te behouden. Als de accuspanning gedurende ten minste 1 minuut onder de Re-bulkspanning daalt, dan wordt een nieuwe laadcyclus geactiveerd.
Ingangsspanning toont de spanning gemeten op de ingangsconnector van het apparaat.
Uitgangsspanning toont de spanning gemeten op de uitgangsconnector van het apparaat.
Als de Orion Smart is uitgeschakeld, dan wordt de uitgangsspanning niet gemeten en zal deze waarde als “—” worden weergegeven.
Reden Uitschakeling geeft aan waarom de Orion Smart is uitgeschakeld (wordt weergegeven onder de tekst “Acculaderstatus” als de Orion Smart uit staat)
9.2.3. Acculaadmodus - tabblad GRAPH
Orion Smart [SERIENUMMERS] bevestigt het aangesloten apparaat. Een aangepaste naam kan desgewenst ook worden ingesteld.
Grafiek Acculaderstatus geeft aan in welke staat de acculader zich momenteel bevindt en geeft een korte beschrijving van de huidige status weer.
9.2.4. Voedingsmodus
Orion Smart [SERIENUMMERS] bevestigt het aangesloten apparaat. Een aangepaste naam kan desgewenst ook worden ingesteld.
Het Moduspictogram geeft aan in welke modus de Orion Smart zich bevindt, acculader of voeding. (in dit geval voeding)
Ingangsspanning toont de spanning gemeten op de ingangsconnector van het apparaat
Uitgangsspanning toont de spanning gemeten op de uitgangsconnector van het apparaat
Als de Orion Smart is uitgeschakeld, dan wordt de uitgangsspanning niet gemeten en zal deze waarde als “—” worden weergegeven.
Reden Uitschakeling geeft aan waarom de Orion Smart is uitgeschakeld (wordt weergegeven onder de tekst “Voedingsmodus” als de Orion Smart uit staat)
9.3. Instellingen
VictronConnect stelt de gebruiker in staat om verschillende instellingen van de Orion Smart te wijzigen of aan te passen. Dit is mogelijk via de instellingenoptie die toegankelijk is door op het pictogram in de rechterbovenhoek van het scherm te klikken. De instellingsopties zijn verschillend, afhankelijk van de geselecteerde werkingsmodus.
9.3.1. Acculaadmodus
In de Acculaadmodus zijn dit de beschikbare instellingen.
In Functie kan gekozen worden tussen “Acculaden” of “Voeding”. Als de acculaadmodus is geselecteerd, dan volgt de Orion Smart het algoritme van de drie fases. Lees voor meer informatie over het laadalgoritme de Orion Smart-handleiding.
Accu-instellingen maakt het mogelijk om de accu-instellingen te wijzigen om de absorptiespanning, de druppellaadspanning en andere aan te passen aan de accu die wordt opgeladen. De accu-instelling wordt beter uitgelegd in het volgende item.
Ingangsspanningsvergrendelinger kan gekozen worden tussen twee drempelwaarden. Eén om het afschakelniveau in te stellen en een andere voor de herstartwaarde. Normaal gesproken wordt een minimum verschil van 0,5 V (voor een 12 V-ingang Orion Smart) geadviseerd voor een goede werking. De beveiliging kan desgewenst door de gebruiker uitgeschakeld worden. Lees voor meer informatie over de ingangsspanningsvergrendeling de Orion Smart-handleiding.
Detectie motoruitschakeling geeft de mogelijkheid drie spanningslimieten en een uitsteltijd te kiezen. Eén spanningslimiet om te bepalen of de motor afgeschakeld is en twee om te detecteren of de motor (weer) in bedrijf is. Normaal gesproken wordt een minimum verschil van 0,2V (voor een 12V ingang Orion Smart) gebruikt voor een optimale werking. De beveiliging kan desgewenst nog door de gebruiker uitgeschakeld worden. Lees voor meer informatie over de detectie motoruitschakeling de Orion Smart-handleiding.
9.3.2. Acculaadmodus - accu-instellingen
Acculader ingeschakeld
Via deze tuimelschakelaar wordt lader modus ge(de)activeerd. Als lader modus gedeactiveerd is, worden de accu's niet opgeladen.
Lader instellingen - Accuvoorinstelling
Met de accuvoorinstelling kan een accutype geslecteerd worden, fabrieksinstellingen accepteren of eigen vooraf ingestelde waarden invoeren die worden gebruikt voor het laadalgoritme van de accu. Absorptiespanning, Float-spanning, Bulk-tijdslimiet, Re-bulkspanning, Adaptieve absorptietijd en absorptietijd, instellingen zijn allemaal ingesteld op een vooraf ingestelde waarde - maar kunnen ook door de gebruiker worden gedefinieerd.
De door de gebruiker gedefinieerde voorinstellingen kunnen worden opgeslagen in de instellingen bibliotheek - op deze manier hoeven installateurs niet telkens opnieuw alle waarden te definiëren als ze een nieuwe installatie instellen.
Door Voorinstellingen bewerken te selecteren, kunnen de aangepaste parameters als volgt worden ingesteld:
Absorptiespanning
Stel de absorptiespanning in
Float (Druppellaad)-spanning
Stel de druppellaadspanning in
Bulk tijdslimiet
Stel de maximale bulktijd in die is toegestaan voor de acculader.
Re-bulk offsetspanning
De offset van de re-bulk-spanning bepaalt wat het verschil is tussen de float-spanning (of absorptie als deze lager is) en de re-bulkspanning. De re-bulkspanning is de accuspanning waarbij een nieuwe laadcyclus geactiveerd wordt. Als bijvoorbeeld de acculader vanwege een hoge belasting de accuspanning niet kan handhaven, zal de accuspanning dalen en wordt een nieuwe laadcyclus gestart zodra de accuspanning onder de re-bulkspanning daalt.
Absorptietijd
De absorptietijd is afhankelijk van het feit of het adaptieve absorptietijd-algoritme wordt gebruikt of niet. Als die instelling niet is ingesteld, gebruikt de acculader een vaste absorptietijd, bepaald door de gebruiker. Als de adaptieve absorptietijd is ingesteld, zal de acculader de absorptietijd bepalen op basis van de verstreken bulktijd van die laadcyclus, de maximale absorptietijd wordt in dit geval ook door de gebruiker ingesteld. De minimale waarde hiervoor is 30 minuten.
9.3.3. Voedingsmodus
In de voedingsmodus zijn dit de beschikbare instellingen
In Functie kan er gekozen worden tussen “Acculaden” of “Voeding”. Als de voedingsmodus geselecteerd wordt, dan zal de Orion Smart de uitgangsspanning stabiel houden zoals ingesteld bij de instelling.
In Uitgangsspanning kan de uitgangsspanning gekozen worden als de voedingsmodus is geselecteerd. Houd er rekening mee dat de minimale en maximale spanningen binnen de limiet van het product moeten liggen (d.w.z.: 10 V tot 15 V voor een Orion Smart met een 12 V-uitgang)
Ingangsspanningsvergrendelinger kan gekozen worden tussen twee drempelwaarden. Eén om het afschakelniveau in te stellen en een andere voor de herstartwaarde. Normaal gesproken wordt een minimum verschil van 0,5 V (voor een 12 V-ingang Orion Smart) geadviseerd voor een goede werking. De beveiliging kan desgewenst door de gebruiker uitgeschakeld worden. Lees voor meer informatie over de ingangsspanningsvergrendeling de Orion Smart-handleiding.
9.4. Productinformatie
Door op de knop rechtsboven in het instellingenmenu te klikken, is het mogelijk om toegang te krijgen tot het productinformatiescherm. Zie afbeelding hieronder.
Product toont het Orion Smart-model
Serienummer toont het serienummer van het product
In PIN code kan de PIN code worden gewijzigd. Dit wordt aanbevolen, zodat instellingen en informatie niet gemakkelijk toegankelijk zijn
In Aangepaste naam kan de naam van het product naar keuze gewijzigd worden. Het toont standaard de korte productnaam “Orion Smart” en het serienummer.
Firmware toont de huidige firmwareversie die op het apparaat is geïnstalleerd en stelt de gebruiker ook in staat om de firmware versie van de acculader indien gewenst bij te werken
Bootloader toont de bootloader firmwareversie