5. Motoruitschakelingsdetectie
De detectie motoruitschakeling vereenvoudigt het ORION-Tr DC-DC-acculadersysteem door te detecteren of de motor loopt zonder extra schakelaars of sensoren aan te sluiten. De standaard fabrieksinstelling zal met de meeste conventionele en slimme dynamo’s werken maar kunnen opnieuw ingesteld worden worden met de VictronConnect App.
Het instellen van motoruitschakelingsdetectie hangt af van de spanning die de dynamo opwekt als de motor draait. Conventionele dynamo’s wekken een vaste spanning op (bijv. 14 V) slimme dynamo's hebben een variabele uitgangsspanning van 12,5 V tot 15 V. Vooral slimme dynamo's in een regenererend remsysteem tonen vaak grote spanningsvariaties.
Motoruitschakelingsdetectie is alleen actief in laadmodus. De functie kan uitgeschakeld worden door “Overschrijven motoruitschakelingsdetectie” en in VictronConnect. In voedingsmodus bepaalt de “vergrendeling ingangsspanning” als de uitgang actief is.
Opmerking
Detectie motoruitschakeling is bijgewerkt vanaf software versie v1.05.
5.1. Werking detectie motoruitschakeling
Afbeelding 8: Werking motoruitschakelingsdetectie
0 → 1:Als de motor loopt dan zal de dynamospanning oplopen, als Vstarter > Vstart, wordt het laden geactiveerd.
1 → 2: De ingangsstroom produceert spanningsval over de ingangskabel (Vkabel)); deze spanning verlaagt de spanning gemeten door de acculader (VIN). Als VIN > Vuitgeschakeld zal de laadstroom gelijk zijn aan Imax.
2 → 3: Als VIN ≤ Vuitgeschakeld, zal de laadstroom verlaagd worden om te voorkomen dat VIN onder Vshutdown zakt.
3 → 4: Als VIN < Vuitgeschakeld langer dan 1 min. aanhoudt (tshutdown) dan wordt “motor uit” gedetecteerd en laden uitgeschakeld. Als VIN > Vuitgeschakeld vóór tuitgeschakeld afloopt, blijft het laden geactiveerd.
4 → 5: Als Vstart(vertraging) < VIN < Vstart dan wordt laden na tstart vertraging geactiveerd (instelbaar).
5.2. Instellen detectie motoruitschakeling met VictronConnect
Open VictronConnect en druk op het tandwiel-symbool om de instellingen in te voeren.
Afbeelding 9: Instellingen detectie motoruitschakeling
De volgende instellingen kunnen gewijzigd worden met VictronConnect:
Let op
De standaard weergegeven waarden zijn voor 12 V ingangsmodellen. Deze waarden worden geschaald op basis van de ingangsspanning van het model. Bijvoorbeeld, voor 24 V ingangsmodellen moeten de standaardwaarden in de handleiding vermenigvuldigd worden met 2, en voor 48 V modellen moeten ze vermenigvuldigd worden met 4.
Detectie motoruitschakeling ingeschakeld: Detectie motoruitschakeling is steeds standaard ingeschakeld als de acculadermodus geselecteerd wordt. Als de functie uitgeschakeld is door de gebruiker of als de voedingsmodus geselecteerd is, dan wordt er vanuit gegaan dat de motor loopt, er zal dan geen afschakel detectie plaatsvinden.
Dynamotype: Voor het type dynamo kan gekozen worden tussen “Slimme dynamo”, “Gewone dynamo” en “Gebruikersgedefineerd”. Als “Slimme dynamo”-optie geselecteerd wordt, zijn/zullen de standaard waarden voor de slimme dynamo toegepast worden op instellingen van motoruitschakelingsdetectie. Hetzelfde gebeurt als “Gewone dynamo“-optie geselecteerd wordt. Als één van de instellingen verschilt van de standaard waarden van de laatste twee opties, dan wordt de “Gebruikersgedefineerd” optie geselecteerd. Standaard: “Slimme dynamo”.
Startspanning (Vstart): Op dit niveau start het laden onmiddellijk. Standaard: 14 V.
Uitgestelde startspanning (Vstart(vertraging)): Slimme dynamo's kunnen een lagere spanning genereren als de motor loopt; daarom is een lager startniveau noodzakelijk voor deze systemen. Om ervoor te zorgen dat de startaccu opnieuw opgeladen wordt na het starten van de motor wordt het laden van de hulpaccu tijdens deze toestand vertraagd. De gebruikte energie tijdens de start moet aangevuld worden om ervoor te zorgen dat de startaccu juist opgeladen blijft. Standaard:13,3 V (Slimme dynamo) en 13,8 (gewone dynamo).
Uitgestelde startspanninguitstel (tstart vertraging): Herlaadtijd voor de startaccu tijdens vertraagde startspanning modus. Voorbeeld: Als de startmotor 150 A trekt gedurende 5 sec om de motor te starten, wordt ongeveer ~0,2 Ah onttrokken uit de startaccu. Als, bij een stationaire motor, de dynamo maar 20 A kan opwekken, duurt het 150 A/20 A x 5 sec =37,5 sec om de startaccu opnieuw te laden. Standaard: 2 minuten.
Uitschakelspanning (Vuitschakeling): Dit niveau komt overeen met een motor die uitstaat. Dit houdt de startaccu volledig opgeladen en biedt een hysterese met respect tot het startniveau. De hysterese moet groot genoeg zijn om te voorkomen dat, als gevolg van VIN zakt tot Vuitschakeling wat zou resulteren in laadstroomverlaging. Er wordt actie ondernomen nadat de t-uitschakeling timer afloopt (1 minuut); dit staat laden toe bij tijdelijk lage spanningsomstandigheden. Standaard: 13,1 V (slimme dynamo) en 13,5 V (gewone dynamo).
Bereik voor start- / afsluitingsniveaus motor:
12|12; 12|24; 12|48: 8 tot 17 V
24|12; 24|24; 24|48: 16 tot 35 V
48|12; 48|24; 48|48: 32 tot 68 V
Instellen vergrendeling ingangsspanning: de vergrendeling ingangsspanning is het minimale niveau waarop het laden is toegestaan; onder dit niveau stopt het laden onmiddellijk. Standaard (in laadmodus): vergrendeling: 12,5 V / herstart: 12,8 V. Standaard (in voedingsmodus): vergrendeling: 10,5 V / herstart: 12 V.
Waarschuwing
Als “geforceerd laden” ingeschakeld is, dan zal stroom uit de startaccu getrokken worden zelfs als de motor niet loopt. Het te lage spanningsniveau te laag instellen kan leiden tot een volledig ontladen startaccu.
Bij het instellen van vergrendeling ingangsspanning zijn twee criteria belangrijk:
Minimale dynamospanning: een slimme dynamo kan werken bij een zeer lage dynamospanning (<12,5 V) b.v. als het voertuig accelereert. Deze lage spanning wordt tijdens tshutdown toegestaan zoals getoond in “motoruitschakelingsdetectie volgorde 3→4”. Als laden tijdens deze periode ingeschakeld blijft, moet het vergrendelingsniveau minstens ingesteld worden onder de minimale dynamospanning.
Let op
Als de te lage ingangsspanning tshutdown overschrijdt, dan zal het laden door detectie motoruitschakeling uitgeschakeld worden.
Spanningsverlies over de ingangskabel: Zoals gezien in “motoruitschakelingsdetectie volgorde 1→3”, wordt VIN verlaagd door Vkabel. Als de dynamospanning snel zakt (smart dynamo), heeft de laadregeling wat tijd nodig om de laadstroom te verlagen en VIN op Vuitschakeling te houden. Gedurende deze tijd mag de Vkabel de spanningsvergrendeling niet doen doorslaan. Daarom moet de vergrendelingswaarde de volgende zijn: Vvergrendeling ≤ Vuitschakeling – Vkabel.
Voorbeeld: Berekend de spanningsval over de ingangskabel:
Afstand tussen startaccu en acculader: 5m.
Vafsluiten= 13,1 V. Aanbevolen draadmeter: 16 mm2.
Weerstand van de kabel: ~1,1 mΩ/m @20 °C, dus Rkabel = 1,1 mΩ x 10 m (2 x 5 m) = 11 mΩ.
Een 12|12-30 Een slimme dynamo zal ongeveer 35 A uit de ingang trekken als deze op maximale laadstroom werkt, resulterend in:
Vkabel = 11 mΩ x 35 A = 385 mV.
Vlock-out ≤ Vafsluiten – Vkabel = 13,3 V – 385 mV ≈ 12,9 V.
Let op
Kabelaansluitingen, externe zekeringen, temperatuur, enz. beïnvloeden de totale kabelweerstand.