3. Installatie
3.1. Wat zit er in de doos?
SmartShunt | ||
Twee 1,5 m (59“) rode kabels met zekering. |
3.2. Monteren van de SmartShunt
De SmartShunt is ingedeeld als IP21, is niet waterdicht en moet gemonteerd worden op een droge locatie.
De SmartShunt heeft twee 5,5 mm gaten in de basis bedoeld voor montagedoeleinden. De gaten kunnen worden gebruikt om de SmartShunt op een stevig oppervlak te bevestigen (schroeven zijn niet inbegrepen).
Voor de exacte locatie van de bevestigingsgaten, zie de afmetingen tekening in de bijlage van deze handleiding.
3.3. Overzicht aansluitingen
# | SmartShunt-aansluiting | Type aansluitklem |
---|---|---|
A | LOAD MINUS | M10-bout |
B | BATTERY MINUS | M10-bout |
C | VE.Direct | VE.Direct-aansluitklem |
D | Aux | M10-ringaansluiting |
E | Vbatt+ | M10-ringaansluiting |
3.4. Basis elektrische aansluitingen
Aansluitingsprocedure:
Sluit de minpool accu-aansluitklem aan op de M10-bout aan de “ BATTERY MINUS”-zijde van de shunt. Draai de shunt-bout vast met een maximaal aanhaalmoment van 21 Nm.
Let op dat er geen andere aansluitingen op deze kant van de shunt of op de negatieve accuklem zouden moeten zijn. Elke belasting of lader die hier is aangesloten zal niet meegeteld worden in de acculaadstatus berekening.
Sluit de min van het elektrisch systeem aan op de M10-bout aan de “SYSTEM MINUS”-zijde van de shunt. Draai de shunt-bout vast met een maximaal aanhaalmoment van 21 Nm. Let op dat de min van alle DC belastingen, omvormers, acculaders, PV-laders en andere laadbronnen zijn verbonden “na” de shunt.
Houd er rekening mee dat tot 2020 de SYSTEM MINUS (systeem min)-aansluiting gelabeld werd als LOAD MINUS (belasting min).
Sluit de adereindhuls van de rode kabel met zekering aan op de shunt door de pin in de “Vbatt +”-aansluitklem te drukken.
Sluit de M10-aansluitingsklem van de rode kabel met de zekering aan op de plus-aansluitklem van de accu.
De accumonitor staat nu aan. de Bluetooth-LED begint te knipperen en Bluetooth is actief.
Om volledig functioneel te zijn moet de accumonitor ingesteld worden; raadpleeg het Configuratie hoofdstuk.
Als de accumonitor wordt gebruikt voor het bewaken van een tweede accu, accubank middelpunt of de accutemperatuur, raadpleeg dan één van de volgende 3 paragrafen over hoe dit te doen en ga dan vervolgens verder naar het Configuratie hoofdstuk.
3.5. Elektrische Aux-contacten
Naast de uitgebreide bewaking van de hoofdaccubank, kan een tweede parameter bewaakt worden. Dit kan een van de volgende zijn:
De spanning van een tweede accu, zoals een startaccu.
De middelpuntsafwijking van de accubank.
Accutemperatuur
Dit hoofdstuk legt uit hoe de Aux-klem bedraadmoet worden voor de drie bovenstaande opties.
3.5.1. Aux-aansluiting voor het bewaking van de spanning van een tweede accu
Voor gebruik om de spanning van een tweede accu te bewaken, zoals een startaccu of reserve-accu.
Aansluitingsprocedure:
Verifieer dat de negatieve pool van de tweede accu verbonden is met de SYSTEM MINUS-zijde van de shunt.
Sluit de adereindhuls van de tweede rode kabel met zekering aan op de shunt door de pin in de “Aux”-klem te drukken.
Sluit de M10-kabelschoen van de tweede rode kabel met de zekering aan op de positieve aansluiting van de tweede accu.
3.5.2. Aux-aansluiting voor het bewaken van de accubankmiddelpunt bewaking
Voor gebruik met een accubank die bestaat uit meerdere accu's die in serie of parallel bedraad zijn om een 24 V of 48 V-accubank te vormen.
Aansluitingsprocedure:
Sluit de adereindhuls van de tweede rode kabel met zekering aan op de shunt door de pin in de Aux-klem te drukken.
Sluit de M10-kabelschoen van de tweede rode kabel met de zekering aan op de positieve aansluitklem van het middelpunt.
Voor meer informatie over middelpuntbewaking en voor extra bedradingsschema’s over accubankmiddelpunt bewaking raadpleeg het Bewaken van de middelpuntspanning hoofdstuk.
3.5.3. Aux-aansluiting voor temperatuurbewaking
Voor gebruik om de temperatuur van een accu te bewaken via de (niet meegeleverde) Temperatuursensor voor BMV-712 Smart en BMV-702. Deze temperatuursensor moet apart gekocht worden. Let erop dat dit een andere temperatuursensor is dan de temperatuursensoren die worden meegeleverd met Victron-omvormers / -laders en sommige acculaders.
Aansluitingsprocedure:
Sluit de adereindhuls van de zwarte temperatuursensordraad aan door de adereindhuls in de Aux-klem te drukken.
Sluit de adereindhuls van de rode kabel aan door de adereindhuls in de Vbatt +-klem te drukken.
Sluit de M10-kabelschoen van de temperatuursensor aan op de positieve accuklem.
Opmerking
Let op dat als de temperatuursensor wordt gebruikt de twee rode kabels met zekering die werden geleverd bij de accumonitor niet nodig zijn. De temperatuursensor zal deze kabels vervangen.
3.6. Aansluiting GX-apparaat
Wanneer het systeem een GX-apparaat bevat zoals een Cerbo GX kan de accumonitor verbonden worden met een GX-apparaat via een VE.Direct-kabel of een VE.Direct naar USB-interface.
Eenmaal aangesloten, kan het GX-apparaat worden gebruikt om alle bewaakte accuparameters uit te lezen. Voor meer informatie zie hoofdstuk Verbinding maken met een GX-apparaat en VRM-portal.
3.7. Bedrading voor gebruik als DC-meter
Bij gebruik van de accumonitor als DC-meter, moet de accumonitor aangesloten worden op het apparaat of circuit dat moet worden bewaakt.
Opmerking
Houd er rekening mee dat de accumonitor ook als DC-bewaker moet worden ingesteld met behulp van de VictronConnect-app voordat de accumonitor zal functioneren als DC-monitor. Zie hoofdstuk Configureren voor gebruik als DC-meter.
Het is ook mogelijk om een hoofd-accumonitor in het systeem te hebben, tezamen met een aparte accumonitor die is opgezet als een DC-meter om een specifiek apparaat of circuit te monitoren.
# | Omschrijving |
---|---|
A | Specifiek DC-apparaat of DC-circuit |
B | Accumonitor gebruikt als DC-meter |
C | De rest van het DC-circuit |
D | Accumonitor gebruikt als accumonitor |