4. Configuratie
Zodra de elektrische aansluitingen gereed zijn en de accumonitor aangezet is moet deze ingesteld worden, zodat de accumonitor geschikt is voor het systeem waarin hij gebruikt wordt.
Dit wordt gedaan met de VictronConnect-app.
Dit hoofdstuk beschrijft hoe de accumonitor ingesteld moet worden door basis instellingen te maken. Voor alle instellingen en functies raadpleeg hoofdstuk Alle functies en instellingen.
4.1. Instellingen wijzigen
4.1.1. De VictronConnect-app
De VictronConnect-app kan gebruikt worden om alle instellingen te wijzigen en om de firmware bij te werken.
Manieren om de accumonitor te verbinden.
Lokaal via ingebouwde Bluetooth.
Lokaal via USB door gebruik te maken van de VE.Direct naar USB interface aangesloten op de VE.Direct-poort.
Remote via VictronConnect “Remote“-functie, aangesloten op een GX-apparaat. Raadpleeg, voor meer informatie, het VictronConnect-Remote hoofdstuk in de VictronConnect-app handleiding.
Hoe de VictronConnect-app op de accumonitor aan te sluiten.
Open de VictronConnect-app.
Zorg ervoor dat de accumonitor aan staat.
Kijk of de accumonitor verschijnt in de apparaatlijst in het “Lokaal”- of het “VRM”-tabblad.
Klik op de accumonitor
In het geval van een verbinding via Bluetooth: Voer de standaard pincode in: 000000. Na het invoeren van de standaard pincode vraagt de VictronConnect-app om de pincode te wijzigen. Dit is om te voorkomen dat er in de toekomst onbevoegde verbindingen gemaakt worden. Het wordt aanbevolen om de pincode bij de eerste installatie te wijzigen. Dit kan gedaan worden in het tabblad productinformatie, zie paragraaf PIN code wijzigen.
Bij een succesvolle verbinding zal het “Bluetooth”-lampje blijven branden.
Om de accumonitor-instellingen te bekijken en/of te wijzigen, navigeer naar de instellingen pagina door op het tandwielicoon te klikken aan de rechter bovenkant van het thuisscherm.
Tip
Merk op dat deze handleiding alleen betrekking heeft op de specifieke items van de accumonitor. Voor meer algemene informatie over de VictronConnect-app, zoals hoe VictronConnect te gebruiken, of waar te downloaden of hoe verbinding te maken, raadpleeg de VictronConnect-app productpagina en handleiding.
4.2. Firmware updaten
Bij een nieuwe installatie wordt aanbevolen om de firmware van de accumonitor bij te werken. Als er een nieuwere firmware-versie beschikbaar is, zal de VictronConnect-app dit aangeven zodra er verbinding wordt gemaakt met de accumonitor.
Opmerking
Merk op dat de firmware alleen via de VictronConnect-app bijgewerkt kan worden. De app moet bijgewerkt zijn om toegang te kunnen krijgen tot de nieuwste firmware.
Maak met behulp van de VictronConnect-app verbinding met de accumonitor om te controleren of de firmware bijgewerkt is, of om handmatig de firmware bij te werken en volg de onderstaande stappen:
Navigeer naar de productinstellingen door op het “tandwiel” -symbool in de rechterbovenhoek van het product statusscherm te klikken.
Klik op het “drie puntjes” -symbool in de rechterbovenhoek van het instellingen scherm.
Selecteer “Productinformatie” in het pop-up menu.
De firmware-versie zal weergegeven worden . Er wordt vermeld of dit de laatste firmware-versie is (of niet). Een “UPDATE”-knop is zichtbaar wanneer een nieuwere firmware-versie beschikbaar is.
Druk op de “UPDATE”-knop om de firmware bij te werken.
4.3. Essentiële instellingen uitvoeren
De standaard instellingen van de accumonitor zijn gebaseerd op loodzuuraccu's zoals AGM-, GEL-, OPzV- of OPzS-accu's.
De meeste standaardinstellingen kunnen worden behouden. Er zijn echter een aantal instellingen die gewijzigd moeten worden. Dit zijn:
Accucapaciteit.
Geladen spanning.
De functionaliteit van de Aux-ingang (indien gebruikt).
Laadstatus of start gesynchroniseerd.
Opmerking
Wanneer lithiumaccu's (of accu’s met andere chemicaliën) worden gebruikt, moeten enkele aanvullende instellingen worden gewijzigd.
Voer eerst de essentiële instellingen uit zoals beschreven in deze paragraaf en raadpleeg vervolgens de volgende paragraaf over de speciale instellingen voor lithiumaccu's.
Opmerking
Voor meer informatie over deze en elk van de andere instellingen, zie hoofdstuk Alle functies en instellingen.
4.3.1. Het instellen van de configuratie van de accucapaciteit
Raadpleeg in de VictronConnect-app: > Instellingen > Accu.
De accumonitor is standaard ingesteld op 200 Ah. Wijzig deze waarde op basis van de accucapaciteit. Voor loodzuuraccu's raden we aan om de 20-uursnelheid (C20) in te voeren.
4.3.2. Stel de “geladen spanning”-waarde in
Raadpleeg in de VictronConnect-app: Instellingen > Accu > Spanning bij geladen.
Ondanks dat de accumonitor de spanning automatisch detecteert, is het een goede zaak om te controleren of deze instelling juist is ingesteld.
Dit zijn de aanbevolen waarden voor “spanning bij opgeladen” voor loodzuuraccu's:
Nominale accuspanning | Aanbevolen instelling “spanning bij opgeladen” |
---|---|
12 V | 13,2 V |
24 V | 26,4 V |
36 V | 39,6 V |
48 V | 52,8 V |
Raadpleeg voor meer informatie ook het Spanning opgeladen hoofdstuk.
4.3.3. Stel laadstatus in
Raadpleeg in de VictronConnect-app: Instellingen > Accu > Accustart gesynchroniseerd.
Wanneer de functie op AAN staat, zal de accumonitor zichzelf als gesynchroniseerd beschouwen wanneer deze aangaat, wat zal resulteren in een laadstatus van 100%. Als het op UIT staat, zal de accumonitor zichzelf als niet gesynchroniseerd beschouwen wanneer deze aangaat, resulterend in een laadtoestand die onbekend is tot de eerste daadwerkelijke synchronisatie heeft plaatsgevonden.
Alleen voor VictronConnect: De initiële laadstatuswaarde kan, indien gewenst, ook handmatig op een andere waarde ingesteld worden, standaard is dit 100%. Raadpleeg: Instellingen > Accu > Laadstatus.
4.3.4. Aux-ingangsfunctie instellen
Raadpleeg in VictronConnect: Instellingen > Diverse > Aux-ingang.
Deze configuratie stelt de functie van de Aux-ingang in, namelijk:
Startaccu - Spanningsbewaking voor een tweede accu.
Middelpunt - Het meten van de middelpuntspanning van een accubank.
Temperatuur - Het meten van de accutemperatuur via een optionele temperatuursensor.
Geen - De Aux-ingang wordt niet gebruikt.
4.4. Lithium instellingen uitvoeren (indien nodig)
LiFePO4 (lithium-ijzerfosfaat of LFP) is de meest gebruikte lithium-accuchemie. De fabrieksinstellingen zijn over het algemeen ook van toepassing op LFP-accu's met uitzondering van deze instellingen:
Staartstroom
Peukert-exponent
Laadefficiëntie
Ontladingslimiet
Staartstroom
In VictronConnect zie: Instellingen > Accu > Staartstroom.
Sommige lithium acculaders stoppen met opladen wanneer de stroom onder een ingestelde drempel daalt. De staartstroom moet in dit geval hoger worden ingesteld.
Peukert-exponent
In VictronConnect zie: Instellingen > Accu > Peukert-exponent.
Wanneer lithiumaccu's worden blootgesteld aan hoge ontladingssnelheden presteren ze veel beter dan loodzuuraccu's. Stel het Peukert-exponent in op 1,05 tenzij de leverancier van de accu anders adviseert.
Laadefficiëntie
In VictronConnect zie: Instellingen > Accu > Laadefficiëntiefactor.
De laadefficiëntie van lithiumaccu's is veel hoger dan die van loodzuuraccu's. We bevelen aan de laadefficiëntie op 99 % in te stellen.
Ontladingslimiet
Zie op VictronConnect: Instellingen > Accu > Ontladingslimiet.
Deze instelling wordt gebruikt voor de berekening van de “resterende tijd” en wordt standaard ingesteld op 50 % voor loodzuuraccu's. Echter, lithiumaccu's kunnen gebruikelijk beduidend dieper dan 50 % ontladen worden. De ontladingslimiet kan worden ingesteld op een waarde tussen de 10 en 20 %, tenzij de leverancier van de accu anders adviseert.
Waarschuwing
Belangrijke waarschuwing
Lithiumaccu's zijn duur en kunnen onherstelbaar worden beschadigd door zeer diepe ontlading of overlading. Schade als gevolg van diepe ontlading kan optreden als kleine belastingen de accu langzaam ontladen wanneer het systeem niet in gebruik is. Enkele voorbeelden van deze belastingen zijn alarmsystemen, standby-stroom van DC belastingen en afvoer van lekstroom van acculaders of laadregelaars.
Restontladingsstroom is vooral schadelijk als het systeem volledig ontladen is totdat het systeem uitschakelt door een te lage celspanning. Op dit moment kan de laadstatus tot 1 % dalen. De lithium accu raakt beschadigd als de resterende stroom uit de accu wordt getrokken. Deze schade kan onherstelbaar zijn.
Een reststroom van 1 mA bijvoorbeeld kan een 100 Ah accu beschadigen indien de accu voor meer dan 40 dagen ontladen was (1 mA x 24 h x 40 dagen = 0,96 Ah).
De accumonitor trekt <12mA van een accu. De positieve voeding moet daarom worden onderbroken als een systeem met li-ion-accu's niet wordt gebruikt gedurende een periode die lang genoeg is om ervoor te zorgen dat het stroomverbruik van de accumonitor de accu volledig ontlaadt.
Isoleer de accu, in geval van twijfel over de mogelijke reststroomafname, door de accuschakelaar open te zetten, door de zekering(en) uit te trekken of door de accu plus los te koppelen wanneer het systeem niet in gebruik is.
4.5. Configureren voor gebruik als DC-meter
Ga in de instellingen van de VictronConnect-accumonitor naar de “Diversen”-instelling en selecteer “DC-energiemeter” uit het vervolgkeuzemenu van de bewakingmodus. Eenmaal geselecteerd kan je kiezen in welke toepassing de DC-energiemeter gebruikt wordt.
Raadpleeg voor extra informatie ook het Bewakingmodus hoofdstuk.