7. Alle functies en instellingen
Dit hoofdstuk legt alle instellingen van de accumonitor uit. Daarnaast is er ook een video beschikbaar waarin deze instellingen worden uitgelegd en hoe ze op elkaar reageren voor het bereiken van nauwkeurige accumonitoring voor zowel loodzuur- als lithiumaccu's.
Link naar de video:
7.1. Instellingen wijzigen
Instellingen kunnen gewijzigd worden via de VictronConnect-app.
7.1.1. Toegang tot instellingen via the VictronConnect-app
Doe het volgende voor toegang en wijzigen van instellingenparameters:
Klik op het instellingensymbool om naar het accu-instellingenmenu te gaan.
Klik, om te navigeren van het algemene instellingenmenu naar het productinstellingenmenu, op het menusymbool .
Raadpleeg voor informatie over het verbinden van de VictronConnect-app met de accumonitor het De VictronConnect-app hoofdstuk.
7.1.2. Instellingen opslaan, laden en delen in VictronConnect
In het instellingenmenu staan de volgende 3 symbolen:
Sla instelling op in bestand - Dit zal de instellingen opslaan ter referentie of voor later gebruik.
Laad instellingen uit bestand - Dit zal de eerder opgeslagen instellingen laden.
Deel instellingenbestand - Hiermee kan instellingenbestandgedeeld worden via e-mail, bericht, AirDrop, enzovoort. De beschikbare opties voor het delen zijn afhankelijk van het gebruikte platform.
Raadpleeg voor meer informatie over deze functies de VictronConnect-handleiding.
7.2. Accu-instellingen
De accu-instellingen kunnen worden gebruikt om de accumonitor precies af te stemmen. Wees voorzichtig wanneer u deze instellingen wijzigt, omdat een wijziging gevolgen zal hebben op de laadstatusberekeningen van de accumonitor.
7.2.1. Accucapaciteit
Deze parameter wordt gebruikt om de accumonitor te vertellen hoe groot de accu is. Deze instellingen hadden al gedaan moeten zijn tijdens de eerste installatie.
De instelling van de accucapaciteit wordt uitgedrukt in Ampère-uur (Ah).
Raadpleeg, voor meer informatie over de accucapaciteit en de gerelateerde Peukert-exponent het Accucapaciteit en Peukert-exponent hoofdstuk.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Accucapaciteit | 200 Ah | 1 - 9999 Ah | 1Ah |
7.2.2. Spanning opgeladen
De accuspanning moet boven dit spanningsniveau liggen om de accu als volledig opgeladen te beschouwen. Zodra de accumonitor detecteert dat de spanning van de accu de “geladen spanning” heeft bereikt en de stroom is gedaald tot beneden de “staartstroom” voor een bepaalde tijd zet de accumonitor de laadstatus op 100 %.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Spanning opgeladen | 0 V | 0 V - 95 V | 0,1 V |
De parameter “spanning opgeladen” moet ingesteld worden op 0.2 V of 0.3 V onder de druppellaadspanning van de acculader.
De onderstaande tabel duidt de aanbevolen instellingen voor loodzuuraccu's aan.
Nominale accuspanning | Geladen spanning instelling |
---|---|
12 V | 13,2 V |
24 V | 26,4 V |
36 V | 39,6 V |
48 V | 52,8 V |
7.2.3. Ontladingslimiet
De parameter “ontladingslimiet” wordt gebruikt voor de berekening van de “resterende tijd”. De accumonitor berekent de tijd die hij nodig heeft totdat de ingestelde “ontladingslimiet” is bereikt. De ontladingslimiet wordt ook gebruikt om de standaardinstellingen voor het laadstatusalarm in te stellen.
Voor loodzuur accu's is dit ingesteld op 50 % en voor lithium is dit lager ingesteld.
Instelling | Standaardinstelling | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Ontladingslimiet | 50 % | 0 - 99 % | 1 % |
7.2.4. Staartstroom
De accu wordt beschouwd als volledig opgeladen zodra de laadstroom is gedaald tot minder dan deze “staartstroom”-parameter. De parameter “staartstroom” wordt uitgedrukt als een percentage van de accucapaciteit.
Let op dat sommige acculaders stoppen met opladen als de stroom onder een ingestelde drempel daalt. In dat geval moet de staartstroom hoger worden ingesteld dan deze drempelwaarde.
Zodra de accumonitor detecteert dat de spanning van de accu de “Geladen spanning” heeft bereikt en de stroom is gedaald tot beneden deze “Staartstroom” voor een bepaalde tijd zal de accumonitor de laadstatus op 100 % zetten.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Staartstroom | 4,00 % | 0,50 - 10,00 % | 0,1 % |
7.2.5. Detectie tijd opgeladen
Dit is tijdsduur dat aan de “spanning opgeladen”-parameter en de “staartstroom”-parameter moet worden voldaan zodat de accu volledig is opgeladen.
Instelling | Standaardinstelling | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Detectie tijd opgeladen | 3 minuten | 0 - 100 minuten | 1 minuut |
7.2.6. Peukert-exponent
Stel de Peukert exponent-parameter in volgens het accu specificatieblad. Als de Peukert exponent onbekend is dan dient men deze in te stellen op 1,25 voor loodzuuraccu's en op 1,05 voor lithium accu's. Bij een waarde van 1,00 schakelt de Peukert-compensatie uit. De Peukert waarde voor loodzuuraccu's kan berekend worden. Raadpleeg voor meer informatie over de Peukert berekening, de Peukert en hoe dit relateert tot de accucapaciteit, het Accucapaciteit en Peukert-exponent hoofdstuk.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Peukert exponent | 1.25 | 1.00 - 1.50 | 0.01 |
7.2.7. Laadefficiëntiefactor
De “laadefficiëntiefactor” compenseert de capaciteitsverliezen (Ah) tijdens het opladen. Een instelling van 100 % betekent dat er geen verliezen zijn.
Een laadefficiëntie van 95 % betekent dat er 10 Ah moet worden overgebracht naar de accu om daadwerkelijk 9,5 Ah in de accu te op te slaan. De laadefficiëntie van een accu is afhankelijk van het accutype, de leeftijd en het gebruik. De accumonitor houdt rekening met dit fenomeen met de laadefficiëntie factor.
De laadefficiëntie van een loodzuuraccu is bijna 100 % zolang er geen gasproductie plaatsvindt. Gasvorming betekent dat een deel van de laadstroom niet wordt omgezet in chemische energie, die wordt opgeslagen in de platen van de accu, maar wordt gebruikt om water om te zetten in zuurstof en waterstofgas (zeer explosief!). De energie die in de accuplaten wordt opgeslagen, kan bij de volgende ontlading worden teruggewonnen, terwijl de energie die wordt gebruikt om water om te zetten verloren gaat. Gasvorming kan gemakkelijk worden waargenomen in natte accu's. Houd er rekening mee dat het “alleen zuurstof”-einde van de laadfase van verzegelde (VRLA) gel- en AGM-accu's ook leidt tot een lagere laadefficiëntie.
Instelling | Standaardinstelling | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Laadefficiëntiefactor | 95 % | 50 - 100 % | 1 % |
7.2.8. Stroomdrempel
Als de gemeten stroom onder de parameter van de “stroomdrempel” valt, dan wordt deze als nul beschouwd. De “stroomdrempel” wordt gebruikt om zeer kleine stromen op te heffen die, op lange termijn, een negatieve invloed kunnen hebben op de uitlezing van de laadstatus in luidruchtige omgevingen. Bijvoorbeeld: als de werkelijke lange termijn-stroom 0,0 A is en de accumonitor 0,05 A meet als gevolg van geïnjecteerde lawaai of kleine afwijkingen, dan kan de accumonitor op lange termijn wellicht onjuist aangeven dat de accu leeg is of opgeladen moet worden. Als de stroomdrempel in dit voorbeeld is ingesteld op 0,1 A dan zal de accumonitor rekenen met 0,0 A zodat fouten geëlimineerd worden.
Bij een waarde van 0,0 A schakelt deze functie uit.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Stroomdrempel | 0,10 A | 0,00 - 2,00 A | 0,01 A |
7.2.9. Gemiddelde “resterende tijd”
De gemiddelde resterende tijd specificeert het tijdvenster (in minuten) waarin het filter voor het berekenen van het gemiddelde werkt. De waarde 0 (nul) schakelt de filter uit en geeft een dadelijke (realtime) uitlezing. De weergegeven waarde “resterende tijd” kan echter sterk fluctueren. Het selecteren van de langste tijd, 12 minuten, zorgt ervoor dat alleen langdurige belastingsschommelingen worden opgenomen in de berekening van de “resterende tijd”.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Gemiddelde resterende tijd | 3 minuten | 0 - 12 minuten | 1 minuut |
7.2.10. Accu-laadstatus bij resetten
Deze instelling bepaalt het gedrag van de laadstatus (SoC)-waarde na het resetten van een accumonitor. Een reset komt voor als de accumonitor uitgeschakeld wordt en vervolgens opnieuw ingeschakeld wordt. Dit komt voor tijdens initiële installatie of verbreken van de verbinding, zoals op een boot als de verbinding van het DC-systeem verbroken wordt via de DC-hoofdschakelaar.
De instelling ”accu-laadstatus bij resetten" heeft de volgende modi:
Bewaar laadstatus - De laadstatus staat ingesteld op de laatst bekende waarde. Dit is de standaard modus. In deze modus slaat de accumonitor regelmatig de laadstatus op en hervat, na uitschakeling, vanaf de laatst bekende laadstatus.
Wis laadstatus - De laadstatus blijft onbekend tot de synchronisatieniveaus bereikt zijn en synchronisatie optreedt.
Instellen op 100% - De laadstatus wordt ingesteld op 100%.
Instelling | Standaard | Modi |
---|---|---|
Accu-laadstatus bij resetten | Bewaar laadstatus | Bewaar laadstatus Wis laadstatus Instellen op 100% |
Let op
Deze instelling is alleen beschikbaar als de firmware van de accumonitor versie 4.12 of hoger is en de firmware van de Bluetooth-interface versie 2.42 of hoger is.
Als de firmware van de accumonitor of Bluetooth-interface ouder is, dan wordt deze instelling "Start gesynchroniseerd" genoemd en biedt de optie om het ofwel UIT te schakelen (Wis) of IN te schakelen (instellen op 100%).
7.2.11. Laadstatus
Met deze instelling kan de waarde van de laadstatus handmatig ingesteld worden. Deze instelling is pas actief nadat de accumonitor minstens eenmaal gesynchroniseerd is. Ofwel automatisch of handmatig.
Deze instelling is alleen beschikbaar bij toegang tot de accumonitor via de VictronConnect-app.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Laadstatus | -- % | 0,0 - 100 % | 0,1 % |
7.2.12. Laadstatus synchroniseren naar 100 %
Deze optie kan gebruikt worden om de accumonitor handmatig te synchroniseren.
Druk in de VictronConnect-app op de “Synchroniseren” knop om de accumonitor 100 % te synchroniseren.
Raadpleeg de Handmatige synchronisatie paragraaf voor meer informatie over deze instelling.
7.2.13. Nulstroomkalibratie
Als de accumonitor geen nulstroom aangeeft zelfs als er geen belasting is en de accu niet wordt opgeladen dan kan deze optie gebruikt worden om de nulmeting te kalibreren.
Een nulstroomkalibratie is (bijna) nooit nodig. Voer deze procedure alleen uit als de accumonitor een stroom weergeeft terwijl er absoluut zeker is dat er geen stroom loopt. De enige manier om hier zeker van te zijn is door fysiek alle kabels en draden los te koppelen aan de SYSTEM MINUS kant van de shunt. Doe dit door de shunt-bout los te draaien en alle kabels en draden aan die kant van de shunt te verwijderen. Het alternatief, namelijk het uitschakelen van belastingen of laders, is NIET nauwkeurig genoeg, omdat het kleine stand-by stromen niet elimineert.
Zorg ervoor dat er echt geen stroom in of uit de accu loopt (ontkoppel de kabel tussen de belasting en de shunt), druk druk op CALIBRATE in de VictronConnect-app.
7.3. Alarminstellingen
De SmartShunt is niet uitgerust met een zoemer of een alarmrelais zoals de BMV-serie. De gegenereerde alarmmeldingen zijn alleen zichtbaar op de VictronConnect-app terwijl deze verbonden is met de SmartShunt of worden gebruikt om een alarmsignaal naar een GX-apparaat te sturen.
Alarmen worden standaard uitgeschakeld. Doe het volgende om in te schakelen:
Schakel in de VictronConnect-app het alarm in door de glijder-knop naar rechts te glijden.
7.3.1. Lage laadstatus-alarminstellingen
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd wanneer de laadstatus (SoC) beneden een ingestelde waarde komt voor meer dan 10 seconden. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de laadstatus boven de wis-waarde uitkomt
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde | 1 % | 0 - 100 % | 1 % |
Wis alarm-waarde | 1 % | 0 - 100 % | 1 % |
7.3.2. Alarm bij lage spanning
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de accuspanning langer dan 10 seconden lager dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de accuspanning boven de wis-waarde komt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde | 1,1 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde | 1,0 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
7.3.3. Alarm bij hoge spanning
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de accuspanning langer dan 10 seconden hoger dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de accuspanning onder de wis-waarde daalt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde | 1,1 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde | 1,0 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
7.3.4. Alarm bij lage startaccu spanning
Deze instelling is alleen beschikbaar als de Aux-ingang is ingesteld op “startaccu”, raadpleeg hoofdstuk Aux-ingang.
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de startaccu spanning langer dan 10 seconden lager dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt gedeactiveerd wanneer de spanning van de startaccu boven de wis-waarde stijgt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde | 1,1 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde | 1,0 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
7.3.5. Alarm bij hoge startaccu spanning
Deze instelling is alleen beschikbaar als de Aux-ingang is ingesteld op “startaccu”, raadpleeg hoofdstuk Aux-ingang.
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de startaccu spanning langer dan 10 seconden hoger dan de ingestelde waarde is en het alarm wordt gedeactiveerd wanneer de spanning van de startaccu onder de wis-waarde daalt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde | 1,1 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
Wis alarm-waarde | 1,0 V | 0 - 95,0 V | 0,1 V |
7.3.6. Alarm bij hoge temperatuur
Deze instelling is alleen beschikbaar als de Aux-ingang is ingesteld op “temperatuur”; raadpleeg hoofdstuk Aux-ingang.
Wanneer ingeschakeld wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de accutemperatuur langer dan 10 seconden hoger dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de accutemperatuur onder de ingestelde waarde daalt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Ingestelde relais-waarde | 0 °C 0 °F | -40 - +99 °C -40 - +210 °F | 1 °C 1 °F |
Wis relais-waarde | 0 °C 0 °F | -40 - +99 °C -40 - +210 °F | 1 °C 1 °F |
7.3.7. Alarm bij lage temperatuur
Deze instelling is alleen beschikbaar als de Aux-ingang is ingesteld op “temperatuur”; raadpleeg hoofdstuk Aux-ingang.
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment de accutemperatuur langer dan 10 seconden lager dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de accutemperatuur boven de ingestelde waarde stijgt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Ingestelde relais-waarde | 0 °C 0 °F | -40 - +99 °C -40 - +210 °F | 1 °C 1 °F |
Wis relais-waarde | 0 °C 0 °F | -40 - +99 °C -40 - +210 °F | 1 °C 1 °F |
7.3.8. Alarm bij middelpuntsafwijking
Deze instelling is alleen beschikbaar als de Aux-ingang is ingesteld op “middelpunt”; raadpleeg hoofdstuk Aux-ingang.
Wanneer ingeschakeld, wordt het alarm geactiveerd op het moment dat de gemiddelde spanningsafwijking langer dan 10 seconden hoger dan de ingestelde waarde is. Het alarm wordt gedeactiveerd wanneer de afwijking van de middelpuntspanning onder de ingestelde waarde daalt.
Instelling | Standaard | Bereik | Stappen |
---|---|---|---|
Ingestelde alarm-waarde | 2 % | 0 - 99 % | 1 % |
Wis alarm-waarde | 1 % | 0 - 99 % | 1 % |
7.4. Diverse instellingen
7.4.1. Temperatuurcoëfficiënt
Deze instelling is beschikbaar wanneer de Aux-ingang ingesteld werd op “Temperatuur”, raadpleeg de Aux-ingang instelling.
De beschikbare accucapaciteit neemt af met de temperatuur. De temperatuur coëfficiënt (delta T) is het percentage waarmee de accucapaciteit verandert wanneer de temperatuur verlaagt naar minder dan 20 °C (boven 20°C is de invloed van de temperatuur op de capaciteit relatief laag en wordt er geen rekening mee gehouden). Meestal is de reductie, vergeleken met de capaciteit bij 20 °C, 18 % bij 0 °C en 40 % bij -20 °C.
De eenheid van deze waarde is “% cap/°C” ofwel percentage capaciteit per graad Celsius.
De typische waarde (lager dan 20 °C) is 1 % cap/°C voor loodzuuraccu's en 0,5 % cap/°C voor LFP-accu's.
Instelling | Standaard | Bereik | Stapgrootte |
---|---|---|---|
Temperatuurcoëfficient | 0,0 % cap/ °C 0,0 % cap/ °F | 0 - 2,0 % cap/ °C 0 - 3,6 % cap/ °F | 0,1 % cap/ °C 0,1 % cap/ °F |
7.4.2. Aux-ingang
Deze instelling stelt de functie van de Aux-ingang in. Selecteer tussen: Geen, Startaccu, Middelpunt of Temperatuur.
Instelling | Standaard | Modi | Omschrijving |
---|---|---|---|
Aux-ingang | NONE | NONE | Schakelt de Aux-ingang uit. |
START | Aux-spanning, bv. een startaccu | ||
MID | Middelpuntspanning | ||
TEMP | Accutemperatuur Merk op dat een speciale temperatuursensor nodig is. Raadpleeg voor meer informatie het volgende: Aux-aansluiting voor temperatuurbewaking |
7.4.3. Bewakingmodus
Als u de accumonitor wilt gebruiken voor het bewaken van afzonderlijke DC-circuits en niet als een accumonitor voor het hele systeem dan kunt u de instelling van de bewakingsmodus in het “Diverse”-menu van de “accumonitor” omschakelen naar “DC-energiemeter”.
Als “DC-meter” is geselecteerd, dan kunt u de volgende typen selecteren:
Zonnelader, windlader, asgenerator, dynamo, brandstofcel, watergenerator, DC-DC-lader, AC-lader, generieke bron, generieke belasting, elektrische aandrijving, koelkast, waterpomp, lenspomp, DC-systeem, omvormer, boiler.
Wanneer aangesloten op een GX-apparaat, wordt het type, de stroom en het vermogen weergegeven in de gebruikersinterface en deze informatie is ook beschikbaar in het VRM-portal.
Wanneer het GX-apparaat ook ingesteld is als het “heeft DC-systeem”-type, dan doet de GX meer dan alleen opnemen en visualiseren
Het vermogen dat wordt weergegeven in de box van het DC-systeem is de som van het vermogen gerapporteerd door alle accumonitoren die als zodanig ingesteld zijn. Het hebben van meerdere meters kan handig zijn, bijvoorbeeld in een catamaran, zodat de DC-systemen in de bakboordromp en in de stuurboordromp worden gemeten.
De DC-systeemstroom wordt gecompenseerd wanneer de DVCC-laadstroomlimieten voor omvormers/acculaders en zonneladers ingesteld worden. Wanneer bijvoorbeeld een belasting van 50 A wordt gemeten, en de CCL door de accu 25 A is, dan is de limiet die aan de omvormer/acculader en zonnelader gegeven wordt 75 A.
Zie de documentatie van het GX-apparaat voor meer informatie over deze geavanceerde functies, verwijs vooral naar het hoofdstuk over de verdeelde spanning en stroomregeling.
7.5. Extra instellingen
Deze VictronConnect-instellingen zijn niet te vinden in het VictronConnect-instellingenmenu maar zijn elders te vinden in de VictronConnect-app.
7.5.1. Geschiedenis resetten
Deze instelling kan onderaan het historie tabblad gevonden worden.
Let op
Wees ervan bewust dat geschiedenisgegevens een belangrijk instrument vormen om op de hoogte te blijven van de accuwerking en ook nodig kan zijn om mogelijke accuproblemen te onderzoeken. Wis de geschiedenis nooit tenzij wanneer de accubank vervangen werd.
7.5.2. PIN code resetten
Deze instelling is te vinden in de instellingen van de VictronConnect-app zelf. Verlaat accumonitor door op de ← pijl te klikken. Hierdoor keert u terug naar de apparatenlijst van de VictronConnect-app. Klik nu op het menu-symbool naast de vermelding van de accumonitor.
Er wordt een nieuw venster geopend waarmee de pincode teruggezet kan worden naar de standaardinstelling: 000000. Om de pincode te kunnen resetten, moet de unieke PUK-code van de accumonitor ingevoerd worden. De PUK-code staat afgedrukt op het etiket met productinformatie op de accumonitor.
7.5.3. Instelling temperatuureenheid
Deze instelling is te vinden in de configuratie van de VictronConnect-app zelf. Verlaat de accumonitor door op de ← pijl te klikken. Hierdoor keert u terug naar de apparatenlijst van de VictronConnect-app. Klik op het menu-symbool en klik daarna op het instellingen-symbool. Hier kan “Weergave van de temperatuureenheid” geselecteerd worden. Als Celsius geselecteerd wordt, zal de temperatuur in °C weergegeven worden en als Fahrenheit geselecteerd wordt, zal de temperatuur in °F weergegeven worden.
7.5.4. Serienummer
Het serienummer is te vinden onder de productinformatie van de accumonitor in de VictronConnect-app, of op het etiket met productinformatie op de accumonitor.
7.5.5. Uitzetten en weer aanzetten Bluetooth
Bluetooth is standaard ingeschakeld in de accumonitor. Als Bluetooth niet gewenst is, kan Bluetooth uitgeschakeld worden. Dit kan gedaan worden door middel van de Bluetooth-schakelaar in de productinstellingen.
Het uitschakelen van Bluetooth kan bijvoorbeeld om veiligheidsredenen gebeuren, of om ongewenste overdracht van de accumonitor te voorkomen.
Zodra Bluetooth is uitgeschakeld, kan communicatie met de accumonitor alleen plaatsvinden via de VE.Direct-port.
Dit gebeurt via de USB-naar-VE.Direct-interface of via een GX-apparaat aangesloten op de accumonitor via een VE.Direct-kabel of de USB-naar-VE.Direct-interface. Raadpleeg voor meer informatie het VictronConnect-app via USBhoofdstuk.
Bluetooth kan opnieuw worden ingeschakeld door de accumonitor te verbinden met VictronConnect via de VE.Direct – USB-interface. Eenmaal verbonden, ga naar het menu Productinstellingen en schakel Bluetooth opnieuw in.
Raadpleeg voor meer informatie ook de VictronConnect-handleiding.
7.5.6. PIN code wijzigen
In de productinformatie van de Bluetooth-interface van de accumonitor kan de pincode veranderd worden.
7.5.7. Aangepaste naam
In het scherm met de productinformatie over de accumonitor kan de naam van de accumonitor gewijzigd worden. Standaard staat hier de productnaam. Een meer toepasselijke naam kan echter nodig zijn. Vooral als er meerdere accumonitors dicht bij elkaar gebruikt worden, kan het verwarrend zijn om te zien met welke accumonitor er gecommuniceerd wordt. Het is bijvoorbeeld mogelijk om identificatienummers toe te voegen aan hun naam, zoals: Accumonitor A, Accumonitor B enzovoort.
7.5.8. Firmware
Zowel de accumonitor als de Bluetooth-interface draaien op firmware.
Af en toe is er een nieuwere firmwareversie beschikbaar. Nieuwe firmware wordt vrijgegeven om functies toe te voegen of om een bug te repareren. In het productoverzicht van zowel de accumonitor als de Bluetooth-interface-items wordt de firmwareversie weergegeven. Het geeft ook aan of de firmware de nieuwste versie is en er is een knop om de firmware bij te werken.
Bij de eerste installatie wordt altijd aanbevolen om de meest recente firmware te downloaden (indien beschikbaar). Wanneer verbinding gemaakt wordt met de accumonitor met behulp van een bijgewerkte versie van de VictronConnect-app, zal de firmware gecontroleerd worden en als er een nieuwere versie beschikbaar is zal gevraagd worden om de firmware bij te werken. De VictronConnect-app bevat de actuele firmware-bestanden, dus een internetverbinding is niet nodig om de meest recente firmware bij te werken, zolang de meest actuele versie van de VictronConnect-app gebruikt wordt.
Een firmware-update is niet verplicht. Als ervoor gekozen wordt om de firmware niet bij te werken, dan kan de accumonitor alleen uitgelezen worden. De instellingen kunnen niet gewijzigd worden. Instellingen kunnen alleen gewijzigd worden als de accumonitor de meest recente firmware gebruikt.
Raadpleeg voor meer informatie over firmware-updates ook de VictronConnect-app-handleiding Firmware update hoofdstuk.
7.5.9. Resetten naar fabrieksinstellingen
Om alle instellingen terug te zetten naar de fabrieksinstellingen selecteer “resetten naar fabrieksinstellingen”. Houd er rekening mee dat dit alleen alle instellingen terugzet naar hun standaardinstellingen, de geschiedenis wordt niet gereset.