4. Victron-producten aansluiten
4.1. VE.Bus Multi's/Quattro's/Omvormers
Om dit document kort te houden verwijzen we met de term VE.Bus-producten naar alle Multi's, Quattro's en omvormers.
De vroegste versies van de VE.Bus-apparaten die kunnen worden aangesloten via de producten: EGX is 19xx111, waarbij de eerste 2 cijfers de microprocessor vertegenwoordigen en de laatste 3 cijfers VE.Bus-firmwareversie vertegenwoordigen.
VE.Bus apparaat microprocessor | Ondersteuning GX-apparaat |
---|---|
18xxxxxx | Nee |
19xx111 | Ja |
20xx111 | Ja |
26xxxxx | Ja |
27xxxxx | Ja |
Houd er rekening mee dat het voor Multi's, Quattro's en EasySolar's niet mogelijk is om de remote Aan/Uit (header op het besturings PCB van de VE.Bus) te gebruiken in combinatie met een EGX. Er moet een draadverbinding zijn tussen de linker en middelste aansluitklem, zoals het product is verzonden vanuit de fabriek. Als een bedrade schakelaar vereist is voor het uitschakelen van het systeem, gebruik dan de Assistent veiligheidsschakelaar.
Deze beperking geldt niet voor de volgende generatie van VE.Bus-omvormers /acculaders: als er een MultiPlus-II, Quattro-II of EasySolar-II wordt gebruikt, *kan* de remote aan/uit-aansluitklem gebruikt worden in combinatie met Ekrano GX.
Let op
Wees, voordat er een VE.Bus-product wordt aangesloten, zeer voorzichtig om de GX-apparaat VE.Bus-poorten niet te verwarren met de Ethernet of VE.Can/BMS-Can poort!
Individuele VE.Bus-producten
Om een individueel VE.Bus-product aan te sluiten, sluit het aan op een van de VE.Bus-contacten aan de achterkant van de EGX. Beide contacten zijn identiek en kunnen allebei gebruikt worden. Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel, zie onze prijslijst.
Parallelle, gesplitste- en 3-fasen VE.Bus-systemen
Om meerdere VE.Bus-producten, ingesteld als een parallel, gesplitste fase of 3-fasen VE.Bus-systeem, aan te sluiten, sluit dan het eerste of het laatste VE.Bus-product in de keten aan op een van de VE.Bus-aansluitingen aan de achterkant van de EGX. Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel, raadpleeg onze prijslijst.
VE.Bus-systemen met lithium-accu”s en een VE.Bus BMS
Het volgende is alleen van toepassing op de VE.Bus BMS v1, niet te verwarren met de opvolger VE.Bus BMS v2.
Sluit de EGX aan op het contact met het etiket “MultiPlus/Quattro”, of op een van de Multi's/Quattro's in het systeem. Sluit het niet aan op het contact voor het paneel voor bediening op afstand op de VE.Bus BMS.
Houd er rekening mee dat het niet mogelijk is om de Aan/Uit/Acculader-schakelaar te bedienen. Deze optie wordt automatisch uitgeschakeld in het EGX-menu als er een VE.Bus BMS wordt gebruikt. De enige manier om een Multi of Quattro te bedienen in het geval dat er een VE.Bus BMS wordt gebruikt, is door een Digital Multi Control aan het systeem toe te voegen. Het is mogelijk om een ingangsstroomlimiet in te stellen voor systemen met een VE.Bus BMS.
Het is mogelijk de MultiPlus/Quattro met een VE.Bus BMS en een Digital Multi Control te combineren. Sluit de Digital Multi Control eenvoudig aan op het RJ-45-contact op de VE.Bus BMS met het etiket paneel voor bediening op afstand
Zorg ervoor dat de EGX wordt gevoed via de VE.Bus BMS om het automatisch uitschakelen mogelijk te maken voor de EGX in het geval van een lege accu: sluit dePower in V+ aan op de EGX om de belasting los te koppelen van de VE.Bus-BMS. Sluit beide nulkabels aan op de minpool van een gemeenschappelijke accu.
De EGX combineren met een Digital Multi Control
Het is mogelijk om zowel een EGX als een Digital Multi Control aan te sluiten op een VE.Bus-systeem. De mogelijkheid om het product aan of uit te schakelen of in te stellen op alleen laden via de EGX zal worden uitgeschakeld. Hetzelfde geldt voor de ingangsstroomlimiet: Als er een Digital Multi Control in het systeem aanwezig is, zal de ingangsstroomlimiet dat is ingesteld op dat bedieningspaneel de master-instelling zijn, en het veranderen hiervan op de EGX zal dan niet mogelijk zijn.
Het aansluiten van meerdere VE.Bus-systemen op een enkele EGX
Er kan slechts één VE.Bus systeem worden aangesloten op de VE.Bus-poorten aan de achterzijde van de EGX. De professionele manier om meer systemen te bewaken is door een tweede EGX toe te voegen.
Als er meer dan één systeem op dezelfde EGX aangesloten moet worden, gebruik dan een MK3-USB. De functionaliteit zal beperkt zijn:
Alleen het systeem dat is aangesloten op de ingebouwde VE.Bus-poorten wordt gebruikt om de gegevens op de overzichtspagina's te geven.
Alle aangesloten systemen zullen zichtbaar zijn op de lijst met apparaten.
Alle aangesloten systemen worden in aanmerking genomen voor de berekening van het energieverbruik en de distributie (kWh grafieken op de VRM).
Alleen het systeem dat is aangesloten op de ingebouwde VE.Bus-poorten wordt gebruikt voor de start/stop-logica van het aggregaat
Alleen de Multi/Quattro (dat een enkelvoudig apparaat kan zijn, of meerdere samen ingesteld voor zowel 3-fasen/gesplitste fase als parallel installatie) verbonden met de VE.Bus-poort wordt geregeld via DVCC. Extra systemen, verbonden met het GX-apparaat via een MK3-USB, worden niet geregeld door DVCC en laden en ontladen in overeenstemming met de in die apparaten gemaakte instelling.
In het geval van een ESS-systeem wordt alleen het systeem gebruikt dat is aangesloten op de ingebouwde VE.Bus-poorten in de ESS-mechanismen. De andere wordt alleen in de apparatenlijst weergegeven.
In plaats daarvan kan de VE.Bus-naar-VE.Can-interface (ASS030520105) gebruikt worden. Voeg er één toe voor elk extra systeem. We adviseren dit niet; deze interface is een verouderd product. Zorg ervoor dat het VE.Can-netwerk is geïsoleerd en gevoed. Voor het voeden van het VE.Can netwerk, zie Q17 in onze datacommunicatie whitepaper.
Extra functies geleverd door een GX-apparaat aan VE.Bus-producten.
Een met het internet verbonden GX-apparaat maakt instellingen op afstand mogelijk via het VRM-portaal. Lees de Handleiding remote VE-Configure voor meer informatie, de systeemvereisten en de specifieke stappen die nodig zijn om toegang te krijgen tot deze functie.
Met het op internet aangesloten GX-apparaat kan de firmware van VE.Bus-producten ook op afstand worden bijgewerkt. Raadpleeg voor details de Remote VE.Bus firmware updates handleiding.
4.2. AC-belastingbewaking
Alle types energiemeters kunnen nu voor de AC-meterrol ingesteld worden. Dit wordt gedaan in Instellingen → Energiemeters → [de_energie_meter] → Rolmenu waar gekozen kan worden tussen netstroom, PV-omvormer, aggregaat en AC-meter. Als de AC-meter is geselecteerd, wordt de belasting weergegeven in de apparaatlijst en op VRM in de geavanceerde widgets.
Opmerking
Houd er rekening mee dat dergelijke gemeten belastingen niet worden gebruikt voor berekeningen, maar alleen voor bewaking.
4.3. De accumonitoren, MPPT's en Smart IP43 laders met een VE.Direct-poort
Rechtstreekse aansluiting via een VE.Direct-kabel is beperkt tot het aantal VE.Direct-poorten op het apparaat (raadpleeg Overzicht van aansluitingen). Er zijn twee types van VE.Direct-kabels beschikbaar:
Rechte VE.Direct-kabels, ASS030530xxx
VE.Direct-kabels met een haakse stekker aan één uiteinde. Deze zijn ontworpen om de vereiste diepte achter een paneel te minimaliseren, ASS030531xxx
VE.Direct-kabels hebben een maximale lengte van 10 meter. Het is niet mogelijk om ze te verlengen. Als langere kabels nodig zijn, gebruik dan een VE.Direct-naar-USB-interface met een actieve USB-verlengkabel.
Het is ook mogelijk om de VE.Direct-naar-VE.Can interface te gebruiken, maar houd er rekening mee dat dit alleen werkt voor de BMV-700 en BMV-702. Het is niet bedoeld voor de BMV-712, MPPT-zonneladers of omvormers met een VE.Direct-poort. Lees de volgende paragraaf voor meer informatie over die VE.Can-interface.
Meer VE.Direct-apparaten aansluiten op de EGX dan het aantal VE.Direct-poorten
Let als eerste op dat het maximale aantal VE.Direct-apparaten dat aangesloten kan worden afhankelijk is van het GX-apparaat en beperkt is door het CPU-vermogen. Het kan ook verlaagd worden voor zeer complexe systemen, zoals vele AC PV-omvormers of gesynchroniseerde omvormer laders, etc. Laat dus altijd wat extra ruimte over in het ontwerp. Hoe ze aangesloten worden, dus via VE.Direct, via USB of USB hub verandert dit maximum niet. Raadpleeg Victron GX productassortiment voor de maximale limiet op de GX-apparaten.
Voor de Ekrano GX is deze limiet 25.
Mogelijkheden om meer VE.Direct-producten te verbinden dan beschikbare VE.Direct-poorten:
Gebruik de VE.Direct-naar-USB-interface. De EGX is voorzien van ingebouwde USB-poorten. Gebruik een USB-hub als er extra USB-poorten nodig zijn.
(Alleen!) de BMV-700 en BMV-702 kunnen ook verbonden worden via de VE.Direct tot VE.Can-interface (geminimaliseerd). Houd er rekening mee dat de BMV-712, MPPT's en VE.Direct-omvormers niet verbonden kunnen worden via deze CAN-bus interface omdat hun gegevens niet vertaald worden in CAN-bus berichten. Als de VE.Direct-naar-VE.Can-interface gebruikt wordt, moet ervoor gezorgd worden dat het VE.Can-netwerk wordt geïsoleerd en ook van stroom wordt voorzien. Raadpleeg voor stroomvoorziening van het VE.Can-netwerk V17 in ons datacomminication whitepaper. Als laatste, let op dat deze CAN-bus interface verouderd is.
Opmerkingen over vroegere VE.Direct-MPPT's
Een MPPT 70/15 dient jaar/week 1308 of later te zijn. De eerdere 70/15's zijn niet compatibel met de EGX, en helaas zal het upgraden van de MPPT-firmware niet helpen. Om het jaar-/weeknummer van het model te vinden, kan het serienummer op een etiket op de achterzijde van het product gevonden worden. Het nummer HQ1309DER4F betekent bijvoorbeeld 2013, week 09.
4.3.1. DC-belasting bewakingmodus
Als er een SmartShunt of BMV-712 gebruikt wordt voor het bewaken van afzonderlijke DC-circuits en niet als een accubewaker voor het hele systeem dan kan de instelling van de bewakingmodus van de accubewaker omgeschakeld worden naar DC-energiemeter.
Als DC-meter is geselecteerd, dan kunnen de volgende typen geselecteerd worden (ook in VictronConnect):
PV-lader, windlader, asgenerator, dynamo, brandstofcel, watergenerator, DC-DC-lader, AC-lader, algemene bron, algemene belasting, elektrische aandrijving, koelkast, waterpomp, lenspomp, DC-systeem, omvormer, boiler
Eenmaal aangesloten op Ekrano GX, worden het type, de ampères en het vermogen van de DC–belasting weergegeven in de gebruikersinterfaces en in het VRM-portaal.
Als het ingesteld is als het “DC-systeem”-type, dan doet deEGX meer dan alleen opnemen en weergeven:
Het vermogen dat wordt weergegeven in de box van het DC-systeem is de som van het vermogen gerapporteerd door alle SmartShunts die zodanig ingesteld zijn. Het toestaan van meerdere meters wordt gedaan om bijvoorbeeld een catamaran tegemoet te komen, zodat de DC-systemen aan bakboord- en stuurboordzijde gemeten kunnen worden.
De DC-systeemstroom wordt gecompenseerd als de DVCC-laadstroomlimieten voor Multi's, Quattro's en PV-lader ingesteld worden. Als er bijvoorbeeld een belasting van 50 A wordt gemeten, en de CCL door de accu 25 A is, dan is de limiet die aan de Multi's en PV-laders gegeven wordt 75 A. Een verbetering voor systemen met aanzienlijke gelijkstroombelasting, zoals jachten, touringcars en campers.
Opmerkingen en beperkingen:
Deze functie is beschikbaar voor SmartShunts en BMV-712. Niet voor BMV-700 of BMV-702.
Het instellen van de metermodus gebeurt via VictronConnect, in de BMV/SmartShunt zelf. Voor details raadpleeg de BMV-712 of SmartShunt producthandleiding op de accummonitor productpagina.
Deze nieuwe types worden niet door de NMEA 2000-out-functie ondersteund. Als er bijvoorbeeld een SmartShunt gebruikt wordt om de opbrengst van een dynamo te meten, dan zijn die gegevens niet beschikbaar in NMEA 2000.
4.4. VE.Can-apparaten
Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel om een product met een VE.Can-poort aan te sluiten. (Verkrijgbaar met rechte en haakse connector)
Vergeet niet om het VE.Can-netwerk aan beide uiteinden af te sluiten met behulp van een VE.Can-afsluiting. Bij elk VE.Can-product wordt een zakje met twee afsluiters geleverd. De VE.Can afsluiters zijn ook apart verkrijgbaar.
Andere opmerkingen:
Om te werken met de EGX is het nodig dat de MPPT 150/70 firmware v2.00 of nieuwer heeft.
Een Skylla-i-bedieningspaneel kan gecombineerd woorden met een EGX.
Een Ion-bedieningspaneel kan gecombineerd worden met een EGX.
Alle VE.Can-apparaten voeden het VE.Can-netwerk. Het is dus niet nodig om, onder deze omstandigheden, het VE.Can-netwerk apart van stroom te voorzien. Geen van de protocol-omzetters, zoals de VE.Bus-naar-VE.Can-interface; en de BMV-naar-VE.Can-interface, voeden het VE.Can-netwerk.
De volgende VE.Can-producten ondersteunen ook VictronConnect-Remote (VC-R) – instelling en bewaking via VRM. Lees de VictronConnect-handleiding voor meer details.
VE.Can product | VC-R | Opmerkingen |
---|---|---|
Lynx Shunt VE.Can | Ja | - |
Lynx Smart BMS | Ja | - |
Inverter RS, Multi RS en MPPT RS | Ja | Ze hebben ook VE.Direct maar moeten verbonden worden via VE.Can voor VC-R |
Blue/Smart Solar VE.Can MPPT's [1] | Ja | Tr- en MC4-modellen |
Skylla-i en Skylla-IP44/-IP65 | Ja | Vereist firmware v1.11 |
[1] Alle VE.Can PV-laders, behalve de zeer oude (grote rechthoekige bak met beeldscherm) BlueSolar MPPT VE.Can 150/70 en 150/85 |
4.5. VE.Can Interfaces
De Ekrano GX heeft twee volledig functionele VE.Can-poorten. Ze zijn onafhankelijk van een gegevens- en verbonden apparaat perspectief. Eén daarvan is gelabeld VE.Can 1 en is galvanisch geïsoleerd, de andere heeft een label VE.Can 2 en is niet-geïsoleerd. Beiden komen overeen met de VE.Can-poorten, vermeld in het Services-menu (Instellingen → Services) van de Remote Console.
VE.Can is bedoeld om te worden gebruikt voor de Victron (en Victron compatibele) VE.Can-producten, zoals de VE.Can MPPT's, Skylla-IP65, Lynx Shunt VE.Can and Lynx Smart BMS. Deze VE.Can 250 kbit/s-apparaten kunnen aan elkaar gekoppeld worden met deze bus. De VE.Can-bus moet aan beide uiteinden afgesloten worden met de meegeleverde VE.Can afsluiters.
De VE.Can-poort kan ingesteld worden op 250 kbit/s tot 500 kbit/s (of een van de andere CAN bus snelheden voor andere CAN bus-toepassingen) in de Remote Console apparatenlijst → Instellingen → Services → VE.Can-poort 1/2 → CAN bus-profiel.
Standaard instelling; VE.Can is ingesteld op 250 kbit/s.
Andere soorten accu's en BMS’s claimen wellicht compatibiliteit met BMS-Can, of VE.Can, maar als ze niet op de compatibiliteitslijst van accu's staan dan zijn ze niet getest en is er niet bevestigd dat ze werken met Victron.
Een andere mogelijke verwarring is dat er een aantal BMS-producten op de markt zijn die een CAN-bus BMS-profiel gebruiken met 250 kbit/s. Deze kunnen alleen worden aangesloten op de VE.Can-poort en moeten ook worden ingesteld in overeenstemming met het volgende (VE.Can & CAN-bus BMS (250 kbit/s)) in het servicemenu voor de VE.Can-poort. Ze kunnen gebruikt worden in dezelfde kabelserie als andere Victron VE.Can-apparaten.
4.6. Inverter RS, Multi RS en MPPT RS
De Inverter RS, Inverter RS PV en Multi RS hebben zowel een VE.Direct als VE.Can-interface. Voor deze specifieke producten is het alleen mogelijk om een GX-apparaat aan te sluiten via de VE.Can-interface. Het is niet mogelijk om een GX-apparaat aan te sluiten via de VE.Direct-interface.
De VE.Direct-interface op deze specifieke producten wordt alleen gebruikt voor het aansluiten van een VE.Direct op een USB-adapter, om te programmeren.
Deze beperking geldt niet voor de MPPT RS die kan worden aangesloten op een GX-apparaat via VE.Direct of VE.Can.
4.7. BMV-600 serie
Sluit de BMV-600 aan met behulp van de VE.Direct-naar-BMV-60xS-kabel. (ASS0305322xx).
4.8. DC Link-contactdoos
Sluit de DC Link-contactdoos aan met behulp van de meegeleverde RJ12-kabel. Sluit vervolgens de BMV-700 aan op de EGX.
4.9. VE.Can Resistive Tank Sender-adapter
Raadpleeg de VE.Can Weerstand Tankzender-adapter productpagina voor meer informatie over de adapter.
Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel om een product met een VE.Can-poort aan te sluiten.
Vergeet niet om het VE.Can-netwerk aan beide uiteinden af te sluiten met behulp van een VE.Can-afsluiting. Bij elk VE.Can-product wordt een zakje met twee afsluiters geleverd. Ze zijn ook apart beschikbaar (ASS030700000). (Beschikbaar met rechte of haakse connector).
Zorg ervoor dat de CAN-bus van stroom is voorzien, raadpleeg het hoofdstukStroomvoorziening in de handleiding voor de tankzender voor meer informatie.
4.10. Een GX Tank 140 aansluiten
De GX Tank 140 is een accessoire voor ons assortiment GX-systeembewakingsproducten.
Het legt metingen vast van maximaal vier tankniveausensoren.
Tankniveaus kunnen lokaal in het systeem worden uitgelezen, of op afstand via ons VRM-portal.
De GX Tank 140 is compatibel met stroomzenders (4 tot 20 mA)en ook spanningszenders (0 tot 10 V). De verbinding met het GX-apparaat gebeurt via USB, en dat is ook hoe de GX Tank wordt aangedreven: geen extra stroomkabels nodig.
Om de bedrading van de tankzender zo eenvoudig mogelijk te maken, bieden twee van de vier ingangen een 24 V-voeding om de zender van stroom te voorzien. Het gebruik van de andere twee kanalen vereist een externe voedingsbron, en er is een aansluiting voor een externe voedingsbron samen met gezekerde uitgangen om dat te vergemakkelijken.
De boven- en ondergrenzen zijn instelbaar, om het gebruik van zenders mogelijk te maken die slechts een deel van de schaal leveren, bijvoorbeeld 0 tot 5 V.
Voor maritieme toepassingen kan het GX-apparaat deze tankniveaus verzenden op het NMEA 2000-netwerk om te worden gebruikt door andere schermen zoals een MFD.
De productpagina van de GX Tank 140 is gelinkt naar de volledige documentatie van dit product.
4.11. Aansluiten van bekabelde Victron temperatuursensoren
Bekijk het Overzicht van aansluitingen voor het aantal temperatuursensoringangen en de locaties.
De temperatuursensoren kunnen worden gebruikt om verschillende soorten temperatuuringangen te meten en te bewaken. Het gemeten temperatuurbereik van de temperatuuringang gaat van -40 °C tot +70 °C.
Temperatuurzenders zijn niet inbegrepen. De vereiste sensor is de ASS000001000 - Temperatuursensor Quattro, MultiPlus en GX-apparaat. Let op dat deze verschilt van het BMV-temperatuuraccessoire. Het BMV-temperatuursensoraccessoire mag niet gebruikt worden op de temperatuuringangen.
De temperatuursensoren hoeven niet op de accu te worden aangesloten (hoewel ze lijken op een kabelschoen voor een accu).
Om de temperatuursondes fysiek te bevestigen, moet een adereindhuls of een gestript koperen uiteinde van ten minste 10 mm+ in de verwijderbare blokaansluiting worden gestoken. Eenmaal juist bevestigd, kan het oranje lipje ingedrukt worden als de draad verwijderd moet worden. Sensoren worden verbonden met de rode draad aan de bovenkant van de connector en de zwarte draad aan de onderkant.
Sensoren worden ingeschakeld (en uitgeschakeld) in Instellingen -> I/O -> Analoge ingangen van de GX-apparaatinstellingen.
Eenmaal ingeschakeld, zijn de gegevens van de temperatuursensor zichtbaar in de apparatenlijst en worden ook geregistreerd in VRM.
Het selecteren van de temperatuursensor in het menu van apparatenlijst maakt het mogelijk het temperatuurtype in te stellen als Accu, Koelkast of Algemeen. Het is ook mogelijk om een aangepaste naam in het apparaatmenu in te stellen.
Het is mogelijk om de temperatuurcompensatie en -schaal aan te passen, maar voorlopig is deze functie beperkt tot gebruikers met het machtigingsniveau “superuser”.
4.12. Victron Energy Meter VM-3P75CT
De Victron VM-3P75CT Energy Meter is een standaard apparaat waarmee het vermogen en de energie van een 1-fase of 3-fasen toepassing gemeten wordt, bijvoorbeeld in de verdeelkast of het vermogen van een PV-omvormer, AC-aggregaat of de uitgang van een omvormer en omvormer/acculader gemeten wordt. De energiemeter berekent de vermogens van elke fase en zendt deze met hoge snelheid uit via VE.Can of Ethernet.
De energiemeter heeft ingebouwde Ethernet- en VE.Can-poorten voor de aansluiting op een GX-apparaat en de stroomtransformatoren met gesplitste kern zorgen voor eenvoudige en snelle installatie zonder de bestaande bedrading aan te passen. De gegevens worden weergegeven op een GX-apparaat zoals de Cerbo GX of Ekrano GX , en ook in VictronConnect en ons VRM-portaal.
Installeer de VM-3P75CT en stel de energiemeter in zoals beschreven in de handleiding... Als dit wordt gedaan, zorg er dan voor dat de energiemeter aangesloten is op hetzelfde lokale netwerk als het GX-apparaat.
De volgende stappen zijn niet vereist als de energiemeter via VE.Can aangesloten wordt op het GX-apparaat; dit is aansluiten en werken. Als de energiemeter via Ethernet aangesloten wordt, dan moet de energiemeter na de eerste installatie geactiveerd worden:
Ga in het GX-apparaatmenu naar Instellingen → Modbus TCP/UDP-apparaten → Ontdekte apparaten en schakel de ontdekte energiemeter in; het is standaard uitgeschakeld bij eerste installatie en inschakeling. | |
De VM-3P75CT wordt dan zichtbaar in de apparaatlijst en kan daar bewaakt worden. Raadpleeg de handleiding van de energiemeter voor meer details. |
4.13. EV Charging Station
Het EV Charging Station en EV Charging Station NS met zijn 3-fasen en 1-fase laadmogelijkheden integreert naadloos in de Victron-omgeving met de GX-apparaataansluiting verbinding via WiFi en maakt eenvoudige bediening en besturing mogelijk via Bluetooth en de VictronConnect-app.
Installeer het EVCS en stel het in zoals beschreven in de handleiding van EV- Charging Station. Als dit wordt gedaan, zorg er dan voor dat GX-apparaatcommunicatie ingeschakeld is en zorg er ten tweede voor dat het EV Charging Station is aangesloten op hetzelfde lokale netwerk als het GX-apparaat.
Vervolgens moeten Modbus TCP en het gedecteerde apparaat op het GX-apparaat geactiveerd worden:
Ga in het GX-apparaatmenu naar Instellingen → Diensten → Modbus TCP en schakel Modbus TCP in. | |
Ga vervolgens naar Instellingen → Modbus TCP/UDP-apparaten → Ontdekte apparaten om de ontdekte EVCS in te schakelen. Houd er rekening mee dat EV Charging Stations, die aangesloten waren op het GX-apparaat vóór een GX-apparaat firmware-update tot 3.12, automatisch geactiveerd worden. Nieuw toegevoegde apparaten moeten echter handmatig geactiveerd worden via dit menu. | |
Het EVCS wordt dan zichtbaar in de apparaatlijst en kan van daar bestuurd en bewaakt worden. Raadpleeg de EVCS-handleiding voor meer details |