4. Installatie
Waarschuwing
De DC (PV)-ingang is niet geïsoleerd van het accucircuit. Daarom worden de PV-, accu- en stuurcircuit als gevaarlijk beschouwd en mogen ze niet voor de gebruiker toegankelijk zijn.
Let op
Voor correct temperatuurgecompenseerd opladen van de accu moet de omgevingstemperatuur van de zonnelader en de accu binnen 5 °C (9 °F) zijn.
Let op
De accu- en PV-aansluitingen moeten worden beschermd tegen onbedoeld contact. Installeer de zonnelader in een behuizing of installeer de optionele WireBox.
4.1. Montage
Monteer de zonnelader verticaal op een niet-brandbare ondergrond, met de elektrische klemmen naar beneden.
Het Afmeting tekeningen hoofdstuk van deze handleiding bevat de maattekening van de PV-lader, deze tekening geeft ook de montagegaten aan.
Houd een minimale vrije ruimte van 10 cm onder en boven de zonnelader aan voor een optimale koeling.
Monteer de zonnelader dichtbij de accu, maar nooit direct boven de accu. Dit om schade door gasvorming van de accu te voorkomen.
Let op
Vermijd omgevingstemperatuurverschillen van meer dan 5 °C tussen de zonnelader en de accu. Deze temperatuurverschillen kunnen leiden tot onjuist temperatuurgecompenseerd laden, wat de levensduur van de accu kan verkorten.
Als er grote temperatuurverschillen of extreme omgevingstemperaturen worden verwacht, gebruik dan een directe bron voor het detecteren van de accutemperatuur, zoals de Smart Battery Sense of een BMV of SmartShunt die is uitgerust met een temperatuursensor.
Als de optionele MPPT WireBox wordt gebruikt:
Gebruik voor PV-laders met schroef PV-klem de MPPT WireBox Tr.
Gebruik voor PV-laders met MC4 PV-klemmen de MPPT WireBox MC4.
Bevestig de stalen WireBox-basis aan de PV-lader voordat de zonnelader op zijn definitieve plaats wordt gemonteerd.
Raadpleeg, voor volledige montage-instructies, de MPPT WireBox Tr of MPPT WireBox MC4 snelle installatiehandleiding.
4.2. Accu
De accuvoeding moet worden beveiligd door een zekering volgens onderstaande tabel.
Zonnelader type | Minimale capaciteit van de accuzekering | Maximale capaciteit van de accuzekering |
---|---|---|
MPPT 150/70 en 250/70 | 80 A | 100 A |
MPPT 150/85A en 250/85 | 100 A | 120 A |
MPPT 150/100 en 250/100 | 120 A | 140 A |
Let op
Voor Canada moet de accuzekering voldoen aan de C22.2-normen.
Let op
De installatie van de accu moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de lokale regels voor opslagaccu's. Voor Canada is dit de Canadese Electrical Code, deel I.
Let op
Gebruik flexibele meeraderige koperen kabel voor de accuverbindingen. Zie ook het hoofdstuk Bedradingsveiligheidsmaatregelen.
4.3. PV-reeks
De zonnelader kan worden gebruikt met een PV-configuratie die aan deze twee voorwaarden voldoet:
De maximale open circuit PV-spanning mag niet hoger zijn dan 150 of 250 V, afhankelijk van het model zonnelader.
De nominale PV-spanning zou op zijn minst 5 V hoger moeten zijn dan het accuspanning.
De PV-reeks kan bestaan uit mono- of polykristallijne panelen.
De zonnepanelen zijn in serie, parallel of in serie / parallel geschakeld. Zie onderstaand figuur voor voorbeelden van deze configuraties.
Voor hulp bij het berekenen van de grootte van de PV-configuratie, gebruik de MPPT-maatcalculator. Als alternatief, gebruik een van deze PV-reeks configuraties:
PV-reeks voorbeeld 24 V accu met 150 V zonnelader:
Minimum aantal seriegeschakelde cellen: 72 (2 x seriegeschakeld 12 V-paneel of 1 x 24 V-paneel).
Aanbevolen aantal cellen voor de hoogste efficiëntie van de regelaar: 144 cellen (4 x 12 V panelen of 2 x 24 V panelen in serie).
Maximum: 216 cellen (6 x 12 V- of 3 x 24 V-paneel in serie)
PV-reeks voorbeeld 48 V accu met 150 V zonnelader:
Minimum aantal seriegeschakelde cellen: 144 (4x12V-paneel of 2x24 V seriegeschakelde panelen).
Maximum: 216 cellen (6 x 12 V of 3 x 24 V panelen in serie).
PV-reeks voorbeeld 48 V accu met 250 V zonnelader:
Minimum aantal seriegeschakelde cellen: 144 (4x12 V-paneel of 2x24 V seriegeschakelde panelen).
Maximum: 360 cellen (10x12 V of 5x24 V seriegeschakelde panelen).
Belangrijk
Zorg voor middelen om alle stroomvoerende geleiders van een PV energiebron los te koppelen van alle andere geleiders in een gebouw of andere structuur.
Opgelet: zorg ervoor, bij het berekenen van het aantal panelen die in serie gebruikt kunnen worden, zowel rekening te houden met de open circuit-spanning (Voc) en de temperatuurcoëfficiënt. Bij omgevingstemperaturen van minder dan 25 °C is de Voc hoger.
Een schakelaar, stroomonderbreker of ander apparaat, AC of DC, mag niet in een geaarde geleider worden geïnstalleerd als de werking van die schakelaar, stroomonderbreker of ander apparaat de geaarde geleider in een niet-geaarde toestand laat terwijl het systeem bekrachtigd blijft.
Gebruik geen zonnepanelen met optimizers. In het ergste geval zal het gebruik van optimizers de zonnelader onherstelbaar beschadigen.
Gebruik voor de schroefverbindingen flexibele meeraderige koperen kabel (Tr model). Zie hoofdstuk Bedradingsveiligheidsmaatregelen.
Voor MC4-modellen: mogelijk zijn meerdere MC4-paren van de zonnelader nodig om de zonnepaneelreeksen parallel te schakelen. Houd er rekening mee dat de maximale stroom door een MC4-verbinding niet hoger mag zijn dan 30 A.
4.4. Aarding
Accu-aarding
De zonnelader kan in een positief of negatief geaard systeem worden geïnstalleerd.
Breng een enkele aardverbinding aan, bij voorkeur in de buurt van de accu, om systeem problemen of aardlussen te voorkomen.
Aarding van de PV-reeks
De plus- en minpool van de PV-reeks moeten niet worden geaard.
Aard het frame van de PV-panels om de impact van blikseminslag te verminderen.
Sluit de zonnelader niet aan op een geaarde PV-reeks. Slechts één aardverbinding is toegestaan en deze zou dicht bij de accu moeten zijn.
Aardingsstoringdetectie
De zonnelader heeft geen interne aardingsstoringbeveiliging.
De Amerikaanse Nationale Electriciteitsnorm (USA National Electrical Code - NEC) vereist het gebruik van een apparaat ter beveiliging tegen aardingsstoringen (external ground fault protection device - GFPD).
De minpool van het systeem dient via een GFPD met de aarde verbonden te zijn op één (alleen één enkele) locatie.
Waarschuwing
Wanneer een aardingsstoring wordt aangegeven, kunnen accupolen en aangesloten circuits ongeaard en gevaarlijk zijn.
4.5. Overzicht aansluitingen
|
4.6. Elektrische verbindingen
Waarschuwing
WAARSCHUWING: Controleer de polariteit voordat de accu en PV-spanning verbonden wordt.
WAARSCHUWING: Volg de in dit hoofdstuk beschreven correcte installatieprocedure.
BELANGRIJK: Draai de accu en PV-verbindingen aan op 2.4Nm.
Aansluitingsvolgorde elektrische aansluitingen:
Verbind de accu: laat de PV-lader toe automatisch de systeemspanning te herkennen (wacht 10 seconden).
Het wordt aanbevolen systeemspanning te verifiëren: gebruik VictronConnect of een externbedieningsdisplay.
Sluit de PV aan.
Sluit de toepasselijke andere aansluitingen aan: zoals de remote aan/uit connector, de programmeerbare relaisconnector, de VE.Can-poorten of de VE.Direct-poort.
De correcte aansluit volgorde is noodzakelijk om de automatische systeemspanningsdetectie correct verloopt. Het is alleen toegestaan de PV eerst te verbinden als de systeemspanning handmatig is ingesteldvóór het verbinden van de accu. Het niet volgen van de correcte procedures kan de lader en/of de installatie uitschakelen of beschadigen.
Raadpleeg onderstaande afbeelding over hoe de basis elektrische aansluitingen gemaakt worden:
|
4.7. VE.Can-poorten
De twee RJ45 VE.Can-poorten kunnen gebruikt worden voor communicatie tussen meerdere Victron-producten met VE.Can.
Er kunnen maximaal 25 apparaten “doorgelust” via RJ45 UTP-kabels (niet meegeleverd).
Het eerste en laatste apparaat in de serie vereisen een VE.Can RJ45-afsluiting (niet meegeleverd).
Een aansluitvoorbeeld wordt getoond in de onderstaande afbeelding.
De VE.Can +V line is aangesloten op accu positef en de -V lijn is aangesloten op de accu minus en de PV minus. Dit betekent dat met VE.Can verbonden apparatuur een permanente accubelasting is.
De VE.Can bus is niet galvanisch geïsoleerd. Voor positief geaarde systemen is een aparte CAN-isolatiemodule (niet meegeleverd door Victron) noodzakelijk.
Technische specificaties VE.Can bus | |
---|---|
Voedingsspanning (+ V spanning) | 9-70 VDC |
Maximale voedingsstroom: | 500 mA |
Gegevenssnelheid: | 250 kbps CANH/CANL |
spanningstolerantie | +/-70 Vdc |
4.8. Installeer het optionele SmartSolar Control beeldscherm
Volg deze stappen om het optionele SmartSolar Control beeldscherm te installeren:
Verwijder de twee schroeven van de plastic kap. Bewaar de schroeven, deze zijn weer nodig bij het bevestigen van het beeldscherm.
Verwijder de plastic cover. De beeldschermaansluiting is nu zichtbaar.
Verwijder de twee plastic pluggen op elke kant van de beeldschermplug.
Verwijder de papieren achterkant van het dubbelzijdige plakband op de achterkant van het beeldscherm.
Steek het beeldscherm in de plug en zorg ervoor dat deze er helemaal in zit.
Schroef het display vast met de twee schroeven die waren gebruikt voor de plastic kap.
Voor meer informatie, bekijk de SmartSolar Control beeldscherm handleiding
Tip
Het beeldscherm is hot-swappable, dit betekent dat het beeldscherm kan worden aangesloten of verwijderd terwijl de zonnelader in werking is.
4.9. Verbind het MPPT Control beeldscherm
Sluit het (optionele) MPPT Control-beeldscherm aan op de VE.Direct-poort van de PV-lader via een VE.Direct-kabel.
De VE.Direct-kabel is beschikbaar in verschillende lengtes en is niet meegeleverd bij het MPPT Control-beeldscherm. Houd er rekening mee dat het niet mogelijk is om de VE.Direct-kabel te verlengen, de maximale lengte mag niet meer zijn dan 10 meter.
Raadpleeg voor meer informatie de MPPT Control-handleiding.