10. Problemen oplossen
10.1. Problemen met de werking
10.1.1. Unit gaat niet aan
Bij de eerste aansluiting moet de weergave van de hoofdunit activiteit vertonen.
Als dit niet het geval is, controleer dan de zekering in de +B1-kabel, en controleer ook de kabel zelf en de aansluitklemmen.
In het geval dat er een temperatuursensor wordt gebruikt:
De M8 kabelschoen van de temperatuursensor moet op de pluspool van de accubank worden aangesloten (de rode draad van de sensor functioneert ook als de voedingsdraad).
Controleer de zekering in de plus kabel (rood).
Zorg ervoor dat de juiste temperatuursensor wordt gebruikt. De MultiPlus-temperatuursensor is niet geschikt.
Zorg ervoor dat de temperatuursensor op de juiste manier is aangesloten. De rode kabel moet worden aangesloten op de +B1-aansluitklem en de zwarte draad op de +B2-aansluitklem.
Raadpleeg hoofdstuk Aux-aansluiting voor temperatuurbewaking voor verbinding instructies en een bedradingsschema.
10.1.2. Aux-poort werkt niet
Controleer de zekering in de +B2-kabel, en controleer ook de kabel zelf en de aansluitklemmen.
In het geval een tweede accu (startaccu) gecontroleerd wordt:
Zorg ervoor dat de tweede min-pool van de accu verbonden is met de belastingzijde van de accumonitor shunt. Raadpleeg het hoofdstuk Aux-aansluiting voor het bewaking van de spanning van een tweede accu voor verbindingsinstructies en een bedradingsschema.
In het geval dat er een temperatuursensor wordt gebruikt:
De M8 kabelschoen van de temperatuursensor M8-kabel moet op de pluspool van de accubank worden aangesloten (de rode draad van de sensor functioneert ook als de voedingsdraad).
Controleer de zekering in de plus kabel (rood).
Zorg ervoor dat de juiste temperatuursensor wordt gebruikt. De MultiPlus-temperatuursensor werkt niet met de accumonitor.
Zorg ervoor dat de temperatuursensor op de juiste manier is aangesloten. De rode kabel moet worden aangesloten op de +B1-aansluitklem en de zwarte draad op de Aux+B2-aansluitklem.
Raadpleeg hoofdstuk Aux-aansluiting voor temperatuurbewaking voor verbinding instructies en een bedradingsschema.
10.1.3. Ik kan de VictronConnect-instellingen niet wijzigen
De instellingen kunnen alleen gewijzigd worden als de accumonitor over de meest actuele firmware beschikt. Update naar de nieuwste firmware met behulp van de VictronConnect-app.
10.2. Problemen met de verbinding
10.2.1. Verbinding maken via Bluetooth lukt niet
Het is zeer onwaarschijnlijk dat de Bluetooth-interface defect is. Enkele tips om te proberen voordat ondersteuning gezocht wordt:
Staat de accumonitor aan? Het beeldscherm op de hoofdunit moet zou activiteiten moeten tonen. Indien dit niet het geval is raadpleeg hoofdstuk Unit gaat niet aan.
Is er al een andere telefoon of tablet verbonden met de accumonitor? Er kan slechts één telefoon of tablet tegelijkertijd met de accumonitor verbonden worden. Zorg ervoor dat er geen andere apparaten zijn aangesloten en probeer het opnieuw.
Is de VictronConnect-app bijgewerkt?
Bevindt u zich dicht genoeg bij de accumonitor? In een open ruimte is de maximale afstand ongeveer 20 meter.
De shunt en de elektrische kabels hebben wel een negatieve invloed op het bereik van het Bluetooth-signaal. Het resulterende bereik van 10-15 meter is in de meeste gevallen echter bevredigend. De nabijheid van andere elektrisch geleidende elementen, zoals het metalen chassis van een voertuig of het water rondom de romp van een boot, kan het bereik van het Bluetooth-signaal tot een onaanvaardbaar niveau verminderen. De oplossing in dit geval is om een VE.Direct Bluetooth-dongle (ASS030536011) aan het systeem toe te voegen, en Bluetooth in de SmartShunt uit te zetten.BMV-712 SmartWees ervan bewust dat de VE.Direct Bluetooth Dongle geen opgeslagen trends, Bluetooth GATT service en de Keep SOC-optie ondersteunt.
Wordt de Windows-versie van de VictronConnect-app gebruikt? Deze versie is niet compatibel met Bluetooth. Gebruik in plaats daarvan Android, iOS of macOS (of gebruik de USB - VE.Direct-interface).
Voor verbindingsproblemen, bekijk de probleemoplossing sectie van de VictronConnect handleiding: https://www.victronenergy.com/media/pg/VictronConnect_Manual/nl/troubleshooting.html.
10.2.2. PIN code verloren
Merk op dat de PIN-code alleen van toepassing is bij verbinding via Bluetooth met de accumonitor.
Wanneer de pincode niet bekend is moet de pincode gereset worden naar de standaard pincode. Raadpleeg hoofdstuk PIN code resetten.
Meer informatie en specifieke instructies kunnen gevonden worden in de VictronConnect handleiding: https://www.victronenergy.com/media/pg/VictronConnect_Manual/nl/index-nl.html.
10.3. Onjuiste metingen
10.3.1. Laad- en ontlaadstroom zijn verwisseld
De laadstroom moet worden weergegeven als een positieve waarde. Bijvoorbeeld: 1,45 A.
De ontlaadstroom moet als een negatieve waarde worden weergegeven. Bijvoorbeeld: -1,45 A.
Als de laad- en ontlaadstroom omgedraaid zijn dan moeten de negatieve stroomkabels op de accumonitor omgewisseld worden.
10.3.2. Onvolledige stroom aflezing
De minpunten van alle belastingen en de laadbronnen in het systeem moeten worden aangesloten op de min-pool van de shunt.
Als de minpunten van een belasting of een laadbron direct met de negatieve accu-aansluiting of de “accu min”-pool van de shunt verbonden is, dan zal de stroom niet door de accumonitor gaan en zal de accumonitor worden uitgesloten van de totale stroommeting en de laadstatusmeting.
De accumonitor geeft een hogere laadstatus weer dan de werkelijke laadstatus van de accu.
10.3.3. Er wordt een stroom weergegeven terwijl er geen stroom is
Als er een stroommeting is op het moment dat er geen stroom door de accumonitor loopt, voer dan een nulstroomkalibratie uit terwijl alle belastingen zijn uitgeschakeld, of stel de stroomdrempel in.
10.3.4. Onjuiste laadstatus
Een onjuiste laadstatus kan door meerdere redenen veroorzaakt worden.
Verkeerde accu instellingen
De volgende parameter(s) zullen effect hebben op de laadstatus berekeningen als deze verkeerd zijn ingesteld:
Accucapaciteit.
Peukert-exponent
Laadefficiëntiefactor.
Verkeerde laadstatus door een synchronisatie probleem:
De laadstatus is een berekende waarde en zal zo nu en dan gereset (gesynchroniseerd) moeten worden.
Het synchronisatieproces is automatisch en zal plaatsvinden als de accu volledig opgeladen is. De accumonitor bepaalt dat de accu volledig geladen is als aan alle 3 “geladen”-voorwaarden is voldaan. De “geladen” voorwaarden zijn:
Geladen spanning (spanning).
Staartstroom (% van accucapaciteit).
Laaddetectietijd (minuten).
Praktisch voorbeeld van de voorwaarden waaraan voldaan moet worden voordat een synchronisatie plaatsvindt:
De accuspanning moet boven de 13,8 V liggen.
De laadstroom moet minder dan 0,04 x de accucapaciteit (Ah) zijn. Voor een 200 Ah accu is dit 0,04 x 200 = 8 A.
Beide bovenstaande condities moeten 3 minuten stabiel zijn.
Als de accu niet volledig geladen wordt of als de automatische synchronisatie niet wordt uitgevoerd, dan zal de laadstatus af gaan wijken en zal uiteindelijk niet de daadwerkelijke laadstatus van de accu weergeven worden.
De volgende parameter(s) zullen een effect hebben op de automatisch synchronisatie indien deze niet juist zijn ingesteld:
Geladen spanning.
Staartstroom
Detectietijd opgeladen.
Af en toe wordt de accu niet volledig opgeladen.
Voor meer informatie over deze parameters bekijk het hoofdstuk: “Accu instellingen”.
Onjuiste laadstatus door onjuiste stroommeting:
De laadstatus wordt berekend door te kijken hoeveel stroom er in en uit de accu stroomt. Als de stroommeting onjuist is, is de laadstatus ook onjuist. Raadpleeg paragraaf onvolledige stroommeting.
10.3.5. Laadstatus ontbreekt
Dit betekent dat de accumonitor zich in een niet-gesynchroniseerde status bevindt. Dit kan gebeuren als de accumonitor net geïnstalleerd is of nadat de accumonitor enige tijd geen voeding heeft ontvangen en het opnieuw wordt opgestart.
Om dit op te lossen, laad de accu volledig op. Als de accu bijna volledig is opgeladen dan zou de accumonitor automatisch moeten synchroniseren. Als dat niet werkt, bekijk dan de synchronisatie instellingen.
Als bekend is dat de accu volledig is opgeladen maar er kan niet gewacht worden tot het moment dat de accu gesynchroniseerd is, voer dan een handmatige synchronisatie uit. Raadpleeg hoofdstuk Synchroniseer laadstatus naar 100%.
10.3.6. Laadstatus bereikt de 100 % niet
De accumonitor zal automatisch synchroniseren en de laadstatus resetten naar 100 % zodra de accu volledig is opgeladen. Indien de accumonitor een 100 % laadstatus niet bereikt, voer dan het volgende uit:
Laad de accu volledig op en controleer of de accumonitor juist detecteert of de accu volledig is opgeladen.
Als de accumonitor niet detecteert dat de accu volledig opgeladen is dan zal de geladen spanning, de staartstroom en/of de geladen tijd instellingen gecontroleerd en eventueel aangepast moeten worden. Voor meer informatie bekijk Automatische synchronisatie
10.3.7. Laadstatus toont altijd 100 %
Een reden zou kunnen zijn dat de negatieve kabels die in en uit de accumonitor gaan verkeerd om zijn aangesloten, bekijk Laad- en ontlaadstroom zijn omgewisseld.
10.3.8. Laadstatus neemt niet snel genoeg toe of te snel toe tijdens het laden
Dit kan gebeuren als de accumonitor denkt dat de accu groter of kleiner is dan in werkelijkheid. Controleer of de accucapaciteit juist is ingesteld.
10.3.9. Incorrecte accuspanning meting
Controleer of er een probleem is met de +B1-kabel. Misschien is de zekering, de kabel zelf of een van de aansluitklemmen defect, of er is een aansluiting losgeraakt.
Controleer op onjuiste bedrading: de +B1-kabel moet op de pluspool van de accubank aangesloten worden, en niet halverwege de accubank.
Als er een temperatuursensor wordt gebruikt, zorg er dan voor dat de sensor op de positieve aansluitklem van de accubank is aangesloten, en niet halverwege de accubank.
10.3.10. Incorrecte spanningsmeting Aux-accu
Wanneer de aux-accuspanning (startaccu) te laag is:
Misschien is er een probleem met de +B2-kabel, misschien is de zekering, de kabel zelf of een van de aansluitklemmen defect, of er is een aansluiting losgeraakt.
Wanneer de aux-accuspanningsmeting (startaccu) ontbreekt:
Zorg ervoor dat beide accu's een gemeenschappelijk minpool hebben en dat de minpool van de startaccu verbonden is met de belastingskant van de accumonitorshunt. Voor instructies over hoe de startaccu correct aangesloten moet worden raadpleeg Aux-verbinding voor het bewaken van de spanning van een tweede accu.
10.3.11. Problemen met synchronisatie
Als de accumonitor niet automatisch synchroniseert kan het mogelijk zijn dat de accu nooit zijn volledig opgeladen status bereikt. Laad de accu volledig op en kijk of de laadstatus uiteindelijk 100 % aangeeft.
Een andere mogelijkheid is dat de geladen spanning instelling verlaagd moet worden en/of de staartstroom instelling verhoogd moet worden.
Het is ook mogelijk dat de accumonitor te vroeg synchroniseert. Dit kan gebeuren in PV systemen of in systemen die een fluctuerende laadstroom hebben. Als dit het geval is verander dan de volgende instellingen:
Verhoog de “spanning opgeladen” tot iets onder de absorptie laadspanning. Bijvoorbeeld: 14,2 V in geval van 14,4 V-absorptiespanning (voor een 12 V-accu).
Verhoog de “detectietijd voor opgeladen” en/of verlaag de staartstroom om een vroegtijdige reset door passerende wolken te voorkomen.