Skip to main content

GX LTE 4G handleiding

5. Problemen oplossen

In deze sectie:

5.1. Handleiding voor probleemoplossing

Er zijn veel mogelijke oorzaken waardoor de internetverbinding van een modem niet werkt. Volg deze handleiding voor probleemoplossing stap voor stap. Begin altijd bij het begin. Vraag zo nodig om hulp en vermeld dan altijd elke gevolgde stap en het resultaat ervan.

Stap

Element

Details

1

Voeding

Controleer dat de blauwe LED brandt, hetzij continu, hetzij knipperend.

2

USB-aansluiting

De modem moet aangesloten zijn op de USB, en moet zichtbaar zijn in het menu Instellingen → GSM-modem.

3

SIM-kaartstatus

Controleer in het menu de status van de simkaart; de status moet “Gereed” zijn. Het toont “SIM niet geplaatst”, “PIN vereist” of “PUK vereist” en meer gerelateerde fouten als er een probleem is. Raadpleeg de SIM-statuslijst voor meer informatie.

4

Signaalsterkte

1 Balk is het minimum voor VRM-logging; voor een werkende remote bediening zijn 2 of 3 balkjes nodig. Een antenne voor buitenshuis verhoogt de ontvangst gewoonlijk met 15 dB tot 25 dB.

5

Aanmelding bij een aanbieder van een mobiel netwerk

Controleer dat er in het veld “Netwerk” de naam van een mobiele provider staat. Als dit niet het geval is, controleer dan de signaalsterkte en neem anders contact op met de leverancier van de SIM-kaart en/of plaats de SIM-kaart in een telefoon om een extra controle uit te voeren op de werking en de abonnementsstatus.

6

Internetverbinding

Controleer dat internet “Verbonden” aangeeft. Als het systeem juist is aangemeld op het netwerk, maar toch niet verbonden is, kan dit de volgende redenen hebben:

1) APN niet ingesteld; neem contact op met de netwerkaanbieder voor details.

2) Het netwerk is niet het thuisnetwerk, dus Roaming is nodig, maar de instelling die Roaming toestaat staat uit.

3) Het signaal is wel sterk genoeg voor de aanmelding op het netwerk, maar niet sterk genoeg voor de dataverbinding met internet.

7

Verbinding met het VRM-Portal

Controleer in het menu van het VRM-Portal dat er een recent tijdstip staat voor de laatste verbinding. Zie Instellingen → VRM-Portal. Zie voor meer informatie het hoofdstuk over problemen met de VRM-verbinding oplossen.

Opmerking

Denk eraan dat Ethernet- en WiFi-verbindingen voorrang hebben ten opzichte van mobiele connectiviteit. Er is geen automatische detectie die overschakelt naar de GX GSM als de beschikbare Ethernet- of WiFi-verbinding geen goede internettoegang heeft. In meer technische taal: als de mobiele dataverbinding actief is, is deze ingesteld met een hoge routeringsmetriek. Op die manier geeft de Linux kernel voorrang aan Ethernet of WiFi, indien beschikbaar.

5.2. Wat te doen als de GX LTE 4G niet verbonden blijft?

Activeer de instelling “Reboot device when no contact” (Apparaat opnieuw opstarten als er geen contact is) in het VRM-menu van het GX-apparaat. De GX (en dus de GX GSM) zal dan automatisch herstarten als de internetverbinding niet beschikbaar is. Zie voor meer informatie ook het hoofdstuk over configuratie.

5.3. Gebruik van de GX LTE 4G samen met een Ethernet-aansluiting

Houd rekening met het volgende bij het gezamenlijk gebruik van GX LTE 4G en een bedrade Ethernet-aansluiting, b.v. voor het integreren van Ethernet-aangesloten apparaten:

Als er een gateway IP-adres wordt toegewezen in de Ethernet-instellingen (dit gebeurt meestal automatisch door de DHCP-server), geeft het GX-apparaat de Ethernet-aansluiting voorrang voor internettoegang, zelfs als het Ethernet-netwerk geen internetconnectiviteit heeft.

Om ervoor te zorgen dat de GX LTE 4G de primaire internet-gateway blijft, moet je het GX-apparaat instellen om te herkennen dat de Ethernet-aansluiting geen internettoegang biedt. Volg deze stappen:

  1. Ga op de Remote Console van het GX-apparaat naar Instellingen → Ethernet en stel de “Gateway”-waarde in op “0.0.0.0”.

  2. Dit kan gedaan worden door ofwel:

    • De ”IP-instelling” in te stellen op ‘Handmatig’, zodat het ‘Gateway’-adres handmatig ingevoerd kan worden.

    • De gateway-instellingen in de DHCP-server van het netwerk aan te passen, afhankelijk van de mogelijkheden van de netwerkapparatuur.