Nadat de voeding is toegepast en de op afstand bedienbare uitschakeling niet actief is, wordt op het scherm het volgende weergegeven:
Alle pictogrammen van het scherm zijn zichtbaar om de juiste werking van het scherm te controleren.
De achtergrondverlichting van het scherm staat AAN.
Vervolgens wordt het versienummer van de firmware weergegeven.
Tenslotte wordt de werkelijke status op het scherm weergegeven:
Door gebruik te maken van de spanningsdetectie wordt de werkelijke accuspanning weergegeven.
Uitgangsspanning | Laadstroom | |
Acculaadmodus | Oplaadstatus | |
Wanneer de voedingsstekker knippert, is de netspanning lager dan normaal en verlaagt de acculader de maximale laadstroom. |
Door gebruik te maken van de spanningsdetectie wordt de werkelijke accuspanning weergegeven.

Afbeelding 3 Spanning en stroom tijdens verschillende toestanden bij het opladen van de accu.
Begint als de acculader wordt gestart of wanneer de accuspanning gedurende ten minste 1 minuut lager is dan 13,2 V/26,4 V (als gevolg van een zware belasting). Constante stroom wordt toegepast totdat de gasspanning is bereikt (14,4 V/28,8 V).
Als de absorptiespanning hoger is dan 14,4 V/28,8 V, is de spanningsverhoging boven 14,4 V/28,8 V beperkt tot 7 mV/14 mV per minuut, om overmatige gasvorming te voorkomen.
Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de acculader in de constante spanningsmodus.
In geval van adaptief laden is de absorptietijd afhankelijk van de bulktijd. Zie rubriek 3.2.
Als de automatische egalisatie is ingesteld op “aan”, wordt de absorptieperiode gevolgd door een tweede spanning beperkte constante stroomperiode: zie punt 3.3. Deze functie laadt VRLA-accu's volledig op en voorkomt gelaagdheid van de elektrolyt in natte accu's.
Als alternatief kan handmatige egalisatie worden toegepast.
Na druppellading wordt de uitgangsspanning teruggebracht tot opslagniveau. Dit niveau is niet voldoende om de langzame zelfontlading van de accu te compenseren, maar beperkt waterverlies en corrosie van de positieve platen tot een minimum wanneer de accu niet wordt gebruikt.
Na druppellading wordt de uitgangsspanning teruggebracht tot opslagniveau. Dit niveau is niet voldoende om de langzame zelfontlading van de accu te compenseren, maar beperkt waterverlies en corrosie van de positieve platen tot een minimum wanneer de accu niet wordt gebruikt.
Eenmaal per week gaat de acculader gedurende één uur in de Herhaalde Absorptiemodus om de accu te “verversen” (d.w.z. om deze volledig op te laden)
Ingevoerd wanneer de acculader wordt gestart, of wanneer de accuspanning gedurende ten minste 1 minuut onder 13,5 V/27,0 V daalt (als gevolg van een zware belasting). Constante stroom wordt uitgeoefend totdat de absorptiespanning is bereikt (14,2 V/28,4 V).
Nadat de absorptiespanning is bereikt, werkt de acculader in de constante spanningsmodus. De aanbevolen absorptietijd is 2 uur.
Na absorptielading wordt de uitgangsspanning teruggebracht tot opslagniveau. Dit niveau is niet voldoende om te compenseren voor langzame zelfontlading van de accu, maar zal de levensduur maximaliseren.
Eenmaal per week gaat de acculader gedurende één uur in de Herhaalde Absorptiemodus om de accu te 'vernieuwen' (d.w.z. om deze volledig op te laden).