5. Probleemoplossing en ondersteuning
Raadpleeg dit hoofdstuk in geval van onverwacht gedrag of als een product fout vermoed wordt.
Het juiste probleemoplossings- en ondersteuningsproces is om als eerste de veel voorkomende problemen te raadplegen zoals beschreven worden in dit hoofdstuk.
Mocht dit het probleem niet oplossen, neem dan contact op met de leverancier voor technische ondersteuning. Als de leverancier onbekend is, ga dan naar de Victron Energy Support-webpagina.
5.1. De Orion XS is niet in werking
Eenmaal opgestart en operationeel, zullen de regelaar-LED('s) branden of knipperen en kan deze communiceren met VictronConnect via Bluetooth of via de VE.Direct-poort.
Zodra de regelaar aan is kan VictronConnect gebruikt worden om:
Controleer de laderstatus
Controleer op foutmeldingen
Firmware bijwerken
Maak of wijzig instellingen
Als de unit niet opstart, raadpleeg dan dit hoofdstuk om de mogelijke redenen te controleren waarom de regelaar niet werkt.
5.1.1. Visuele controle
Vóór elke elektrische inspectie is het een goed idee om visueel de lader te controleren om te bepalen of de lader beschadigd is.
Controleer op mechanische schade en brandsporen.
Houd er rekening mee dat deze vorm van schade gewoonlijk niet door garantie gedekt wordt.
Maken de verbindingsdraden contact met de plug/aansluitingen?
Zijn de draden op de juiste lengte gestript en vastgedraaid met het juiste aandraaimoment?
Raadpleeg Aanbevolen aandraaimoment.
Inspecteer de accuklemmen.
Als er brandplekken op de klemmen zijn of als de kabels of connectoren zijn gesmolten, valt deze schade meestal niet onder de garantie.
5.1.2. Controle accuvoeding
Controleer of de lader accuvermogen ontvangt; dit kan op ingang en uitgang of beide zijn.
Accuspanning kan normaal gecontroleerd worden via de VictronConnect-app, een beeldscherm of een GX-apparaat. In dit geval echter is de lader niet operationeel dus moet de accuspanning handmatig gemeten worden. Meet de accuspanning op de accuklemmen van de lader met een multimeter.
De reden om de accuspanning op de klemmen van de lader te meten, is om mogelijke problemen met de bedrading, zekeringen en/of installatieautomaten in het pad tussen de accu en de lader uit te sluiten.
Doe het volgende, afhankelijk van het resultaat van de meting:
Accuspanning | Operationele status | Te ondernemen actie |
---|---|---|
Geen spanning | Uit | Herstel de accuvoeding. |
Juiste spanning | Uit | Er kan een fout in de lader zitten Neem contact op met de Victron-leverancier of -distributeur |
Juiste spanning | Aan | Controleer op actieve fouten via de VictronConnect-app, een beeldscherm of een GX-apparaat. |
5.1.3. Accu niet opgeladen
In dit hoofdstuk worden alle mogelijke redenen opgesomd waarom de Orion XS de accu's niet oplaadt en de stappen die genomen kunnen worden om de situatie te verhelpen.
Er zijn een aantal redenen waarom de Orion XS de accu's mogelijk niet oplaadt.
Bijvoorbeeld:
Problemen met de accu of de systeembedrading
Onjuiste instellingen
De Orion XS wordt remote geregeld door een BMS of andere apparaat via remote aan/uit
In de VictronConnect App staat een klikbare link onderaan het statusscherm met de tekst 'Waarom staat de lader uit?
Als er op de link geklikt wordt, verschijnt een verklaring over waarom de lader uitgeschakeld is. Controleer dit eerst.
5.1.4. Omgekeerde accupolariteit
Omgekeerde polariteit is als de positieve en negatieve accukabels per ongeluk zijn verwisseld. De min van de accu is aangesloten op de positieve pool en de plus van de accu is aangesloten op de negatieve pool.
Opmerking
Houd er rekening mee dat een rode kabel of een kabel met positief label niet daadwerkelijk betekent dat de kabel inderdaad een positieve kabel is. Een aansluitings- of markeringsfout zou tijdens installatie gemaakt kunnen zijn.
Omgekeerde accupolariteit kan gepaard gaan met een doorgebrande accuzekering (die zich in de accukabel bevindt).
Let op
De Orion XS is niet beschermd tegen omgekeerde accupolariteit; eventuele schade die hierdoor ontstaat valt niet onder de garantie.
5.1.5. Accu vol
Zodra de accu vol is, stopt de Orion XSmet opladen of vermindert de laadstroom aanzienlijk. Dit is vooral het geval als de DC-belastingen in het systeem tegelijkertijd geen stroom van de accu verbruiken.
Om erachter te komen wat de laadstatus (SoC) van de accu is, kijk op de accubewaker (indien aanwezig), of kijk alternatief in welke laadfase de regelaar zich bevindt. Let ook op dat de laadcyclus (kort) door deze laadfasen heen gaat
Bulkfase: 0-80% SoC
Absorptiefase: 80-100% SoC
Druppel- of opslagfase: 100 % SoC.
Houd er rekening mee dat het ook mogelijk kan zijn voor de Orion XS om te denken dat de accu vol is als dit niet het geval is. Dit kan gebeuren als de laadspanningen te laag zijn ingesteld, waardoor deOrion XS overschakelt naar de absorptie- of druppellaad-fase.
5.1.6. Externe klem ontbreekt, is losgekoppeld of externe besturing is actief
Over het algemeen moeten zowel de remote besturingsconnector als de draadlus aanwezig zijn om de regelaar te laten werken. In sommige geavanceerde systemen kan het zijn dat de remote aan/uit-connector is aangesloten op een extern apparaat, een schakelaar, een relais of een ander type externe aansturing, zoals een accu BMS-systeem.
Er zijn verschillende manieren om te activeren via externe aan/uit.
Gebruiksmodi van de remote aan/uit:
AAN als de L- en H-klemmen met elkaar zijn verbonden via een schakelaar of relaiscontact
AAN als de L-klem getrokken wordt naar accu minus (AAN-schakelaar niveau < 6 V)
AAN als de H-klem hoog is (AAN-schakelaar niveau > 4 V)
Controle algemene remote aan/uit aansluitklem
Controleer of de connector met draadlus aanwezig is.
Controleer of de connector volledig is ingestoken.
Controleer of de draadlus elektrisch contact maakt.
Opmerking
Houd er rekening mee dat als een extern apparaat is aangesloten op de remote klem, de draadlus is verwijderd en een of twee draden aangesloten zullen worden tussen de remote connector en het externe apparaat.
5.1.7. De lader is uitgeschakeld
Controleer de VictronConnect-app om er zeker van te zijn dat de lader is ingeschakeld.
5.2. Accu's zijn te weinig opgeladen
Dit hoofdstuk behandelt mogelijke redenen waarom de Orion XS de accu's niet voldoende oplaadt en de stappen die genomen kunnen worden om de situatie te controleren of te verhelpen.
Enkele tekenen van te weinig opgeladen accu's:
De accu heeft te lang nodig om geladen te worden (> 10u).
De accu's zijn aan de einde van de laadcyclus niet volledig geladen.
De laadstroom van de Orion XS is lager dan verwacht.
5.2.1. Te veel DC-belasting
DeOrion XS laadt niet alleen de accu's, hij voorziet ook vermogen voor de belastingen in het systeem.
De accu wordt alleen geladen als het beschikbare vermogen het vermogen overschrijdt dat afgenomen wordt door de belastingen in het systeem, zoals lichten, koelkast, omvormer en zo meer.
Als de accumonitor van het systeem juist is geïnstalleerd en ingesteld, is te zien hoeveel stroom er in (of uit) de accu gaat en deOrion XS vertelt hoeveel stroom wortdt opgewekt.
Een positief teken naast de stroomaflezing betekent dat stroom de accu in stroomt, terwijl een negatief teken aanduidt dat stroom uit de accu stroomt.
5.2.2. Acculaadspanningen zijn te laag
Als de accuspanningen te laag zijn ingesteld zullen de accu's niet volledig opgeladen worden.
Controleer of de acculaadspanningen (absorptie en druppel) juist zijn ingesteld. Raadpleeg de informatie van de accufabrikant voor de juiste laadspanningen.
5.2.3. Accu is haast vol
De Orion XS verlaagt zijn laadstroom als de accu bijna vol is.
Als de laadtoestand van de accu onbekend is en de stroom daalt terwijl de motor draait, kan dit ten onrechte worden geïnterpreteerd als een defecteOrion XS.
De eerste stroomreductie vindt plaats aan de einde van de absorptiefase, als de accu voor ongeveer 80 % is opgeladen.
Tijdens de absorptiefase, als de accu tussen 80% en 100% geladen is, wordt de stroom verder verlaagd.
De druppellaad-fase begint als de accu's 100 % vol zijn. Tijdens de druppel-fase is de laadstroom zeer laag.
Om erachter te komen wat de laadstatus (SoC) van de accu is, controleert dan de accubewaker (indien aanwezig), of alternatief controleer de laadfase waarin de Orion XS zich bevindt.
Bulk: 0-80% SoC
Absorptie: 80-100% SoC
Druppel of opslag: 100% SoC
5.2.4. Accukabel spanningsval
Als er een spanningsval over de accukabels komt, zal de Orion XS de juiste spanning leveren, maar zullen de accu's een lagere spanning krijgen. Accu laden duurt langer, potentieel leidend tot onvoldoende opgeladen accu's.
In het geval van een grote spanningsval moeten de accukabels en kabelaansluiting worden gecontroleerd en als er problemen zijn, moeten deze eerst verholpen worden.
Het spanningsverlies kan de volgende oorzaken hebben:
Accukabels met een ontoereikende doorsnee
Slecht gekrompen kabelschoenen of klemmen
Losse klemverbindingen
Slechte of losse zekering(en)
Accukabel spanningsval controle
Deze controle kan alleen worden uitgevoerd als de Orion XS zich in de bulklaadfase bevindt en met volledige stroom oplaadt.
Meet de spanning op de accuklemmen van de Orion XS met behulp van de VictronConnect-app of een multimeter.
Meet de accuspanning op de accu-aansluitklemmen via een multimeter.
Vergelijk de twee spanningen en bekijk of er een spanningverschil is.
5.2.5. Temperatuurverschil tussen Orion XS en accu
Het is belangrijk dat de omgevingstemperaturen van de accu en de regelaar gelijk zijn. De Orion XS meet de omgevingstemperatuur bij de start van de laadcyclus en gaat ervan uit dat het hetzelfde is als de accutemperatuur. Het past dan de laadspanning aan, gebaseerd op deze temperatuurmeting en de compensatie-instelling.
Zodra de Orion XSin de druppel-fase gaat, zal de omgevingstemperatuur opnieuw gemeten worden en die meting wordt gebruikt om de spanningen opnieuw aan te passen.
Als er een groot verschil in omgevingstemperatuur is tussen Orion XS en de accu, wordt de accu opgeladen met de verkeerde spanningen.
5.2.6. Onvoldoende dynamo vermogen
Controleer of de Orion XS de druppel-laadfase bereikt. Kijk, om te onderzoeken, naar het tabblad geschiedenis in de VictronConnect-app. Het histogram geeft weer hoe lang de accu's de afgelopen 40 dagen elke dag zijn geladen in de Bulk-, Absorptie- en Druppellaad-fase. Als er op een van de histogramkolommen geklikt wordt, wordt er een uitsplitsing van de laadfasen getoond.
Gebruik de oplaadtijden om te zien of het vermogen van de dynamo geschikt is voor de vereisten. Een systeem dat nooit de druppellaad-fase bereikt, kan de volgende problemen hebben:
Niet voldoende vermogen tijdens stationair draaien: De vermogenuitgang van een dynamo kan verlaagd worden naar ~50% tijdens stationair draaien.
Te veel belasting
Oververhitte dynamo waardoor deze minder vermogen levert
5.2.7. Verkeerde temperatuurcompensatie-instelling
Als de temperatuurcompensatiecoëfficiënt niet juiist is ingesteld, dan kan het resulteren in te weinig laden of te veel laden van de accu's. De instelling van de temperatuurcompensatie dan met VictronConnect aangepast worden.
Raadpleeg de accu documentatie voor de juiste instelling van de temperatuurcompensatiecoëfficiënt voor de accu. Bij twijfel kan de standaard waarde van -16,20 mV/°C voor loodzuur-accu's gebruikt worden en de instelling voor temperatuurcompensatie voor lithium accu's kan uitgeschakeld worden.
5.2.8. Acculaadstroom te laag
Controleer de instellingen voor de ingangs-/uitgangsstroomlimiet in de VictronConnect app.
Als de ingang/uitgang stroomlimiet te laag is ingesteld, duurt het langer om de accu's op te laden.
5.3. Accu's te veel geladen
Waarschuwing
Accu's die te zwaar belast worden zijn zeer gevaarlijk! Er is een risico op accu-explosie, brand of lekken van zuur. Rook niet, maak geen vonken en maak geen open vuur in dezelfde ruimte als waar de accu's zich bevinden.
Het te veel laden van een accu zal schade aan de accu veroorzaken en kan veroorzaakt worden door:
Verkeerde laadspanning-instellingen.
Accuspanning-instelling te hoog
Hoge stroom en te kleine accu's
Accuproblemen
Te hoge stroom, terwijl de accu geen lading meer accepteert vanwege veroudering of eerder verkeerd handelen
5.3.1. Acculaadspanningen zijn te hoog
Als de acculaadspanningen te hoog zijn ingesteld zal dit de accu's te veel laden.
Controleer of alle acculaadspanningen (absorptie en druppel) juist zijn ingesteld.
De laadspanningen moeten overeenkomen met de aanbevolen spanningen zoals vermeld in de documentatie van de accufabrikant.
5.3.2. Accu kan egalisatie niet aan
Tijdens egalisatie zal het laadspanning van de accu behoorlijk hoog zijn en als de accu niet geschikt is om te egaliseren, zal de accu te veel geladen worden.
Niet alle accu's kunnen geladen worden met egalisatiespanningen. Controleer bij de accu fabrikant of de accu periodiek egalisatie laden nodig heeft.
Over het algemeen kunnen gesloten accu's en lithium accu's niet worden geëgaliseerd.
5.3.3. Accu oud of kapot
Een accu die aan het einde van zijn levensduur is of die door onjuist gebruik is beschadigd, kan te veel worden geladen.
Een accu bevat een aantal cellen die in serie aangesloten zijn. Als een accu oud of beschadigd is, dan is een waarschijnlijk scenario dat een van deze cellen niet meer werkt.
Als de defecte accu wordt opgeladen, dan zal de beschadigde cel geen lading accepteren en zullen de resterende cellen de laadspanning van de defecte cel ontvangen en dus te veel geladen worden.
Vervang de accu om dit te herstellen. Vervang in het geval van een accusysteem met meerdere accu's de hele accubank. Het wordt niet aanbevolen om accu's van verschillende leeftijden in één accubank te combineren.
Het is moeilijk te zeggen wat er precies met een accu gebeurt tijdens zijn levensduur. De Orion XS houdt 40 cycli van accuspanningsgeschiedenis. Als het systeem ook accubewaking bevat of als het systeem aangesloten is op VRM is toegang mogelijk tot accuspanningen en de cyclusgeschiedenis van de accu. Dit geeft een volledig beeld van de accugeschiedenis en er kan bepaald worden of de accu dichtbij het einde van zijn levensduur is of verkeerd gebruikt werd.
Controleren of de accu zijn levensduur bijna heeft bereikt:
Zoek uit hoeveel laad- en ontlaadcycli de accu heeft gehad. Acculevensduur correleert met het aantal cycli.
Controleer hoe diep de accu gemiddeld ontladen werd. Een accu gaat minder cycli mee als hij diep wordt ontladen, vergeleken met meer cycli als hij minder diep wordt ontladen.
Raadpleeg het gegevensblad van de accu om te zien hoeveel cycli bij welke gemiddelde ontlading de accu aan kan. Vergelijk dit met de accugeschiedenis en bepaal of de accu bijna aan het einde van zijn levensduur is.
Controleren of de accu verkeerd is gebruikt:
Controleer of de accu op enig moment volledig ontladen werd. Totale en zeer diepe ontladingen kunnen een accu beschadigen. Controleer de geschiedenis van de accubewakerinstelling op het VRM-portaal. Zoek de diepste ontlading, de laagste accuspanning en het aantal volledige ontladingen.
Controleer of de accu geladen werd met een te hoge spanning. Een zeer hoge laadspanning kan de accu beschadigen. Controleer de maximale accuspanning en de alarmen voor te hoge spanning in de accubewaker. Controleer dat de gemeten maximale spanning de aanbevelingen van de accufabrikant overschreden heeft.
5.4. Gespecificeerd uitgangsvermogen niet bereikt
Er zijn enkele redenen waarom de Orion XS niet het volledige gespecificeerd uitgangsvermogen bereikt.
Dynamo vermogen (tijdens stationair draaien) te klein
Als het gespecificeerde vermogen van de dynamo lager is dan de Orion XSnominale stroom kan de Orion XS niet meer vermogen leveren dan dat hij van de verbonden dynamo krijgt.
Temperatuurbescherming actief
Als de Orion XS opwarmt, reduceert de uitgangsstroom. Als de stroom verlaagd is, verlaagt uiteraard het uitgangsvermogen ook.
De regelaar is werkt bij een omgevingstemperatuur tot 60 °C, met een volledig nominaal vermogen tot 40 °C indien gemonteerd op een verticaal oppervlak met de klemmen die omlaag gericht zijn en met voldoende vrije ruimte voor ventilatie.
Tip
Met krachtige luchtstroom kan het product zelfs met volledig vermogen werken bij een omgevingstemperatuur tot 60°C.
Als de Orion XSzich in een gesloten behuizing bevindt, zoals een kast, zorg er dan voor dat koude lucht kan binnenkomen en warme lucht de behuizing kan verlaten. Ventilatieopeningen in de behuizing monteren.
Overweeg voor zeer warme omgevingen mechanische luchtafzuiging of zorg voor airconditioning.
5.5. Communicatieproblemen
Dit hoofdstuk beschrijft problemen die kunnen optreden als de Orion XS Orion XS wordt verbonden op de VictronConnect-app, andere Victron-apparaten of apparaten van derden.
5.5.1. Problemen met VictronConnect
Let op
Raadpleeg de VictronConnect-handleiding voor een volledige gids voor het oplossen van problemen met de VictronConnect-app.
5.5.2. VE.Direct-poortcommunicatieproblemen
Deze gevallen komen niet vaak voor en als dit gebeurt, is dit waarschijnlijk te wijten aan een van deze problemen die in deze paragraaf worden opgesomd.
Fysieke kabel, connector of datapoort-problemen
Probeer een andere VE.Direct-kabel en kijk of het apparaat nu communiceert. Zorg ervoor dat de connector juist en diep genoeg is ingestoken. Is de connector beschadigd? Inspecteer de VE.Direct poort; zijn er gebogen pennen? Als dit het geval is, gebruik dan een lange tang om de pennen recht te trekken terwijl de eenheid niet aangedreven is.
VE.Direct communicatieproblemen
Om te controleren of VE.Direct-communicatie juist werkt, sluit de Orion XS aan op een GX-apparaat en controleer of de regelaar wordt weergegeven op de apparaatlijst van het GX-apparaat. Als het niet verschijnt, controleer dan of de TX-poortfunctie in VictronConnect is ingesteld op Normale communicatie.
5.5.3. Bluetooth-problemen
Houd er rekening mee dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de Bluetooth-interface defect is. Het probleem wordt meer dan waarschijnlijk door iets anders veroorzaakt.
Gebruik dit hoofdstuk om snel enkele veel voorkomende oorzaken van Bluetooth-problemen uit te sluiten. Zie de VictronConnect-handleiding voor een volledige gids voor probleemoplossing.
Controleer of Bluetooth ingeschakeld is
Het is mogelijk om Bluetooth in/uit te schakelen in de productinstellingen. Om opnieuw in te schakelen:
Maak verbinding met de Orion XS via de VE.Direct-poort. Navigeer naar de regelaarinstellingen en vervolgens naar productinfo. Schakel Bluetooth opnieuw in.
Controleer of de regelaar is ingeschakeld
Bluetooth is actief zodra de Orion XS van spanning voorzien wordt.
Dit kan worden gecontroleerd door naar de LED's te kijken:
Als alle LED's uit zijn, is het apparaat niet ingeschakeld.
Als één van de LED's aan is, knippert of knippert met een interval van een paar seconden, is het apparaat ingeschakeld en moet Bluetooth werken.
Controleer of Bluetooth binnen bereik is
In de open ruimte is de maximale Bluetooth afstand ongeveer 20 meter. In een bebouwd gebied, in een huis, een schuur, een voertuig of een boot kan deze afstand een stuk minder zijn.
De Windows VictronConnect-app ondersteunt geen Bluetooth
De Windows-versie van de VictronConnect-app ondersteunt geen Bluetooth. Gebruik in plaats daarvan een Android-, iOS- of macOS-apparaat. Of alternatief sluit aan via een VE.Direct naar USB-interface.
De regelaar ontbreekt in de VictronConnect-apparaatlijst
Enkele stappen om dit probleem op te lossen zijn:
Druk op de oranje verversknop onderaan de VictronConnect-apparaatlijst en controleer of de Orion XS nu vermeld staat.
Slechts één telefoon of tablet kan op elk ogenblik aangesloten worden op de Orion XS. Zorg ervoor dat er geen andere apparaten zijn aangesloten en probeer het opnieuw.
Probeer verbinding te maken met een ander Victron-product, werkt dit? Als dat ook niet werkt, is er waarschijnlijk een probleem met de telefoon of tablet.
Sluit problemen met de telefoon of de VictronConnect-app uit door een andere telefoon of tablet te gebruiken en probeer het opnieuw.
Raadpleeg de VictronConnect-handleiding als het probleem nog steeds niet is opgelost.
PIN code verloren
Als de PIN code niet bekend is dan moet de PIN code gereset worden naar de standaard PIN code. Dit wordt uitgevoerd in de VictronConnect-app:
Navigeer naar de apparatenlijst van de VictronConnect-app.
Voer de unieke PUK-code van Orion XS in zoals gedrukt op de productinformatiesticker.
Klik op het optiesymbool naast de Orion XS lijst.
Er wordt een nieuw venster geopend waarmee de PIN code teruggezet kan worden naar de standaardinstelling: 000000.
Hoe te communiceren zonder Bluetooth
Als Bluetooth niet functioneert, is uitgeschakeld of niet beschikbaar is, dan kan VictronConnect communiceren via de VE.Direct-poort van de unit. Of, als de unit is aangesloten op een GX-apparaat, kan VictronConnect communiceren via VRM.
5.6. Instellingen of firmwareproblemen
5.6.1. Onjuiste instellingen
Onjuiste instellingen kunnen vreemd gedrag veroorzaken. Controleer dat alle instellingen juist zijn.
Bij twijfel kan het een optie zijn om alle instellingen naar de standaardinstellingen te herstellen met de VictronConnect-app en vervolgens alle vereiste instellingen in te stellen.
Overweeg het opslaan van de bestaande instellingen vóór het uitvoeren van een reset.
In de meeste gevallen kan de standaard instelling worden gebruikt met slechts kleine wijzigingen.
Als er hulp nodig is bij het maken van instellingen, raadpleeg de handleiding of neem contact op met de Victron-leverancier of -distributeur.
5.6.2. Firmwareproblemen
Werk de firmware bij om een firmware-fout uit te sluiten.
Opmerking
Schrijf steeds het firmwarenummer op vóór en na het bijwerken. Dit kan nuttige informatie zijn als er ondersteuning nodig is.
Bij eerste aansluiting heeft de regelaar wellicht de firmware bijgewerkt. Als de regelaar niet automatisch om een firmware-update heeft gevraagd, controleer dan of de regelaar de meest recente firmware gebruikt of werk de firmware handmatig bij:
Maak verbinding met de regelaar
Klik op het instellingensymbool
Klik op het optiesymbool
Ga naar productinfo
Controleer of de nieuwste firmware geïnstalleerd is en zoek naar de tekst: “Dit is de nieuwste versie”.
Als de regelaar niet de meest recente firmware heeft, werk de firmware dan bij door op de Bijwerken-knop te drukken.
5.6.3. Onderbroken firmware-update
Dit kan worden hersteld en is niets om zich zorgen over te maken. Probeer de firmware opnieuw bij te werken.
5.7. Overzicht foutmeldings- en waarschuwingscodes
De fout- en waarschuwingscodes worden weergegeven op de VictronConnect app of via een aangesloten GX-apparaat.
Fout 1 - Accutemperatuur te hoog
Deze fout wordt automatisch hersteld nadat de accutemperatuur gezakt is. De lader stopt met laden om het beschadigen van de accu te voorkomen. Als er geen externe accutemperatuursensor aangesloten is, wordt er van uitgegaan dat tijdens opstarten of druppelladen van de lader de Orion XS en accutemperatuur gelijk zijn. Daardoor wordt een lader, die te heet is in deze status, beschouwd als een accu die te heet is.
Fout 2 - Accuspanning te hoog
Deze fout wordt automatisch hersteld nadat de accuspanning gezakt is. Deze fout kan voorkomen door andere met de accu verbonden laadapparatuur of bij een fout in de laadregelaar.
Fout 17 - Lader oververhit ondanks verminderde uitgangsstroom
Deze fout wordt automatisch hersteld als de lader afgekoeld is. Controleer de omgevingstemperatuur en controleer of de Orion XS juist gemonteerd is voor de koeling.
Fout 21 - probleem stroomsensor
De stroommeting valt buiten het bereik. Koppel alle draden los en sluit vervolgens alle draden weer aan om de lader te laten herstarten. Deze fout wordt niet automatisch hersteld. Als de fout zich blijft voordoen, neem dan contact op met de leverancier, er is mogelijk een hardwarefout.
Fout 26 - Klem oververhit
Voedingsklemmen zijn oververhit, controleer de bedrading, inclusief het type bedrading en het type aders en / of draai indien mogelijk bouten vast. Deze fout wordt automatisch hersteld.
Fout 27 - Lader kortsluiting
Deze toestand duidt op een te hoge stroom aan de accuzijde. Deze fout wordt automatisch hersteld. Als de fout niet automatisch wordt hersteld, koppel de laadregelaar dan los van alle stroombronnen, wacht 3 minuten en start het weer opnieuw op. Als de fout blijft, is de laadregelaar waarschijnlijk defect.
Fout 28 - Probleem met vermogenstrap
Deze fout wordt niet automatisch gereset. Koppel alle draden los en sluit vervolgens alle draden weer aan. Als de fout blijft, is de lader waarschijnlijk defect.
Fout 33 – Ingangsspanning te hoog
Deze fout zal automatisch herstellen als de ingangsspanning naar een veilige waard gezakt is.
Fout 67 - BMS-Verbinding verbroken
Deze fout wordt getoond als de lader is ingesteld om te worden bestuurd door een BMS, maar geen besturingsberichten van een BMS ontvangt.
In die situatie; de lader stopt met laden door de uitgangsspanning te verlagen naar de basis spanning van de accu (12 V). Dit is een veiligheidsmechanisme en de reden om de uitgang nog steeds in te schakelen is om een systeem in staat te stellen zichzelf te herstellen van een situatie met lage accuspanning.
Deze fout wordt alleen getoond als het apparaat klaar is om te beginnen met laden, niet tijdens “uit”-status. Als er een permanent probleem is, treedt de fout op als men wil laden en verdwijnt als in “uit” status, enzovoort.
15 seconden nadat de verbinding is verbroken, verlaagt de acculader de uitgangsspanning naar het basisniveau, maar de fout wordt voor het eerst na 3 minuten weergegeven, zodat het BMS de verbinding kan herstellen en een overvloed aan foutmeldingen wordt voorkomen.
In VictronConnect wordt de verandering van de basisspanning ook weergegeven als een overgang van bulk naar druppel laadmodus. Als de communicatie hersteld is, gaat de lader opnieuw terug naar bulk-modus.
Fout 116 - Kalibratiegegevens verloren
Als de eenheid niet werkt en foutmelding 116 getoond wordt als de actieve foutmelding is de eenheid defect. Neem contact op met de leverancier voor een vervanging.
Als de fout alleen aanwezig is in de historische gegevens en het apparaat normaal werkt, kan deze fout veilig worden genegeerd. Verklaring: Als de units voor de allereerste keer in de fabriek opstarten, hebben ze geen kalibratiegegevens en wordt een fout 116 gelogd. Uiteraard had dit moeten worden gewist, maar in het begin verlieten de units de fabriek met dit bericht nog in de historie.
Fout 117 - Incompatibele firmware
Deze fout geeft aan dat een firmware-update niet voltooid is, dus is het apparaat maar gedeeltelijk bijgewerkt. Mogelijke oorzaken zijn: apparaat buiten bereik bij draadloosbijwerken, een kabel is ontkoppeld of de spanning is weggevallen tijdens het bijwerken. Om dit te herstellen moet het bijwerken opnieuw geprobeerd worden.
Als het GX-apparaat aangesloten is op VRM dan kan een remote firmware-update uitgevoerd worden. Dit kan gedaan worden via de VRM-website of via het VRM-tabblad in VictronConnect. VictronConnect kan ook samen met het firmwarebestand gebruikt worden via een Bluetooth-verbinding.
Fout 119 - Instellingen verloren
De lader kan zijn instellingen niet lezen en is gestopt. Deze fout wordt niet automatisch gereset. Om het weer werkend te krijgen:
Herstel het eerst naar de fabrieksinstellingen. (rechtsboven in VictronConnect, klik op de drie bolletjes).
Koppel de lader los van alle stroombronnen.
Wacht 3 minuten en schakel opnieuw in.
Stel de lader opnieuw in.
Meld dit alstublieft aan de Victron-leverancier en vraag om het aan Victron te melden; aangezien deze fout nooit zou mogen gebeuren. Voeg bij voorkeur de firmwareversie en andere details toe (VRM-URL, VictronConnect-schermafbeeldingen of vergelijkbaar).
Fout 120 - fout interne voedingsspanning
De eenheid voert interne diagnostiek uit bij het activeren van de interne spanningstoevoer Deze fout duidt aan dat er iets mis is met de interne voedingsspanning.
Deze fout wordt niet automatisch gereset. Controleer de installatie en herstart de eenheid door middel van de Aan- / Uit schakelaar. Als de fout blijft, is de eenheid waarschijnlijk defect.
Fout 122 - Historische gegevens beschadigd
Deze fout wordt niet automatisch hersteld.
Wis de historische gegevens in VictronConnect om de fout te herstellen.
Waarschuwing 150 - accutemperatuur te hoog
Uitgangsspanning wordt verlaagd tot nominale spanning (12 V) om schade aan de accu te voorkomen.
Deze waarschuwing wordt automatisch hersteld nadat de accutemperatuur gezakt is. Als er geen externe accutemperatuurssensor aangesloten is, wordt er van uitgegaan dat tijdens opstarten of druppelladen van de lader de Orion XS en accutemperatuur gelijk zijn. Daardoor wordt een lader, die te heet is in deze status, beschouwd als een accu die te heet is.
Waarschuwing 151 - accutemperatuur te laag
Het laden is gestopt omdat de accutemperatuur te laag is.
Dit maakt deel uit van het accu beschermingsmechanisme, zonder noodzakelijkerwijs een probleem aan te geven. Lithium-accu's kunnen beschadigd worden door ze te laden bij lage temperaturen. Als deze bescherming niet gestart had moeten worden, neem dan contact op met de installateur om de gerelateerde instelling aan te passen.
Waarschuwing 160 - Stroom terugregeling door hoge temperatuur
De stroom wordt teruggeregeld om de interne temperatuur beheersen.
Deze waarschuwing wordt automatisch hersteld als de lader afgekoeld is. Controleer de omgevingstemperatuur en controleer of de Orion XS juist gemonteerd is voor de koeling.
Waarschuwing 161 - kortsluiting gedetecteerd
Toestand van te hoge stroom gedetecteerd aan de accuzijde.
Deze waarschuwing wordt automatisch hersteld. Als de waarschuwing niet automatisch wordt hersteld, koppel de laadregelaar los van alle stroombronnen, wacht 3 minuten en start het weer opnieuw op. Als de waarschuwing blijft, is de laadregelaar waarschijnlijk defect.
Waarschuwing 162 - probleem in vermogenstrap
Stroomsterkte beperkt tot de helft van de nominale stroom.
Koppel alle draden los en sluit vervolgens alle draden weer aan. Als de waarschuwing blijft, is de laadregelaar waarschijnlijk defect. Deze waarschuwing wordt niet automatisch hersteld.