3. Installatie
3.1. Locatie van de MPPT RS
Om een probleemloze werking van de SmartSolar MPPT RS te garanderen, moet deze worden gebruikt op locaties die aan de volgende vereisten voldoen: a) Voorkom elk contact met water. Het product niet blootstellen aan regen of vocht. b) Installeer de SmartSolar MPPT RS rechtop en verticaal. Zorg voor een speling van 30 cm erboven en eronder. c) De SmartSolar MPPT RS moet worden geïnstalleerd op een niet-ontvlambaar oppervlak en de constructie materialen rondom de installatie moeten ook niet-ontvlambaar zijn. c) Plaats het apparaat niet in direct zonlicht. De omgevingstemperatuur zou tussen de -40 °C en 60 °C moeten zijn (vochtigheid < 95 % niet-condenserend) e) Installeer de SmartSolar MPPT RS niet in een omgeving in een omgeving waar de lucht verontreinigd kan zijn met deeltjes zoals roet, stof of zout. Bijvoorbeeld geleidend roet uit de uitlaat van een dieselaggregaat kan in de unit worden gezogen en kortsluiting veroorzaken. f) Installeer de SmartSolar MPPT RS niet waar ontvlambare of corrosieve gassen of dampen in de buurt van de installatie kunnen komen. g) Belemmer de luchtstroom niet rond de SmartSolar MPPT RS. h) Als de SmartSolar MPPT RS wordt geïnstalleerd in een ruimte die wordt gebruikt voor algemene opslag, zorg er dan voor dat er geen brandbare materialen, zoals kartonnen dozen, in de buurt van de installatie worden opgeslagen. Zorg ervoor dat de eindgebruiker zich bewust is van deze vereisten. Afbeelding 1. Thermisch beeld van MPPT RS voor warmtezones is vrijhouden vereist. | |
Dit product bevat potentieel gevaarlijke spanningen. Het dient alleen worden geïnstalleerd onder toezicht van een geschikte gekwalificeerde installateur met de juiste opleiding en in overeenkomst met de lokale vereisten. Neem contact op met Victron Energy voor meer informatie of de nodige training. | |
Een te hoge omgevingstemperatuur resulteert in het volgende: · Verminderde levensduur. · Verminderde laadstroom. · Verminderde piek capaciteit, of uitschakeling van de MPPT RS. Plaats het apparaat nooit rechtstreeks boven loodzuur accu's. De MPPT RS is geschikt voor wandmontage. Voor montage doeleinden worden een haak en twee gaten voorzien aan de achterzijde van de kast. Het apparaat moet verticaal gemonteerd worden voor optimale koeling. | |
Voor veiligheidsdoeleinden moet dit product in een hittebestendige omgeving worden geïnstalleerd. Vermijd de aanwezigheid van bijv. chemicaliën, synthetische componenten, gordijnen of ander textiel enz. | |
BelangrijkProbeer de afstand tussen het product en de accu tot een minimum te beperken om spanningsverlies in de kabels te minimaliseren |
3.2. MPPT RS -aarding, detectie van isolatiefouten in de PV-reeks en alarmmelding bij aardfouten
De SmartSolar MPPT RS test op voldoende isolatieweerstand tussen PV+ en AARDING, en ook PV- en AARDING. Bij een weerstand onder de drempelwaarde geeft het apparaat een fout aan en stuurt een foutsignaal naar het GX-apparaat (indien aangesloten) voor een auditieve melding en melding per e-mail. Ongeacht de fout blijft het product de accu laden.
Als er een hoorbaar alarm en / of e-mail notificatie van deze fout nodig is, dan moet u ook een GX-apparaat (zoals de Cerbo GX) aansluiten. E-mail meldingen vereisen een GX-apparaat met internetverbinding en het goed instellen van een VRM-account.
De positieve en negatieve geleiders van de PV-reeks moeten van aarde gescheiden blijven.
Aard het frame van de PV-reeks volgens lokale voorschriften. Gebruik de aardingsnok op het chassis om het apparaat aan te sluiten op de gemeenschappelijke aarding.
De geleider van de aardingsnok op het chassis van het apparaat naar de aarding moet ten minste de kerndoorsnede hebben van de geleiders die voor de PV-reeks gebruikt worden.
Als er een PV-weerstandsisolatiefout is aangegeven, raak dan geen metalen onderdelen. Neem onmiddellijk contact op met een gekwalificeerde technicus om het systeem op fouten te inspecteren.
De accuklemmen zijn galvanisch gescheiden van de PV-reeks, zodat de spanning van de PV-reeks niet kan worden overgedragen naar de accu van het systeem bij een storing.
3.3. Vereisten voor accu en bekabeling
Om de volledige capaciteit van de omvormer te benutten, moeten accu's met voldoende capaciteit en accukabels met een voldoende kerndoorsnede worden gebruikt. Het gebruik van te kleine accu's of te dunne accukabels leidt tot:
Vermindering van de efficiëntie van het systeem,
Ongewenste systeemalarmen of -uitschakelingen
Permanente schade aan het systeem
Zie tabel voor MINIMUM accu- en kabelvereisten.
Model | 450/100 | 450/200 | |
---|---|---|---|
Accucapaciteit loodzuur | 200 Ah | 400 Ah | |
Accucapaciteit lithium | 50 Ah | 100 Ah | |
Aanbevolen DC-zekering | 125 A - 150 A | 250 A | |
Minimale kerndoorsnede (mm²) per + en - aansluitklem | 0 - 2 m | 35 mm2 | 70 mm2 |
2 - 5 m | 70 mm2 | 2 x 70 mm2 |
Waarschuwing
Raadpleeg de aanbevelingen van de accu fabrikant om ervoor te zorgen dat de accu's de totale laadstroom van het systeem kunnen opnemen. Beslissingen over de grootte van de accu moeten worden genomen in overleg met de systeemontwerper.
Gebruik een momentsleutel met geïsoleerde steeksleutel om kortsluiting van de accu te voorkomen. Maximum aanhaalmoment: 14 Nm Vermijd het kortsluiten van de accukabels. |
Maak, voor toegang tot de accuklemmen, de twee schroeven aan de onderkant van de behuizing los en verwijder de bedekking om het servicepaneel bloot te leggen.
| ||
|
|
3.4. PV-ingang aansluitingen
De SmartSolar MPPT RS is niet uitgerust met een PV-uitschakelaar. Er moet een DC-uitschakelaar met de juiste nominale waarde worden geïnstalleerd tussen de PV-reeks en de SmartSolar MPPT RS
Monteer de PV-uitschakelaar op een eenvoudig bereikbare plaats.
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de DC-uitschakelaar geschikt is voor minstens 450 V DC. De uitschakelaar MOET geschikt zijn voor DC-toepassingen en minstens geschikt zijn voor de verwachte stroom van de PV-reeks.
Gebruik geen schakelaars die alleen geschikt zijn voor AC-circuits.
De MPPT RS 450/100 en MPPT RS 450/200 Solar laadregelaars hebben MC4-connectoren aan de onderkant van het apparaat. Deze connectoren zijn voorbedraad, zodat de onderkap niet hoeft te worden verwijderd om de PV-kabels aan te sluiten.
De MPPT 450/100 is uitgerust met twee paar MC4-aansluitingen, een plus en een min per tracker.
De MPPT 450/200 is uitgerust met vier paar MC4-aansluitingen, een plus en een min per tracker.
3.5. Configuratie PV-reeks
De MPPT RS moet de individuele tracker ingangen geïsoleerd van elkaar houden. Dat betekent één PV-reeks per ingang, probeer niet dezelfde reeks aan te sluiten op meerdere tracker ingangen.
Waarschuwing
Gebruik altijd echte Staubli MC4-connectoren voor de PV-aansluitingen op de SmartSolar MPPT RS.
Connectoren van andere merken zijn mogelijk niet volledig compatibel met de Staubli-connectoren op de SmartSolar MPPT RS.
De SmartSolar MPPT RS is gebouwd met Staubli MC4-connectoren. Er zijn veel andere merken verkrijgbaar, maar door sommige fabricagefouten kunnen ze slecht contact maken en overmatige hitte veroorzaken. Er zijn ook inferieure merken op de markt die waarschijnlijk problemen zullen veroorzaken.
Waarschuwing
De maximale nominale spanning van de PV-lader is 450 V. Een te hoge PV-spanning beschadigt de PV-lader. Deze schade wordt niet door de garantie gedekt.
Als de PV-reeks gelokaliseerd is in koudere klimaten kan de PV-reeks meer uitvoeren dan de nominale Voc. Gebruik de MPPT-calculator op de productpagina van PV-lader om deze variabele te berekenen. Behoud, als vuistregel, een extra 10 % veiligheidsmarge
De maximale operationele ingangsstroom voor elke tracker is 18 A..
MPPT PV-ingangen zijn beschermd tegen omgekeerde polariteit, tot een maximale kortsluitstroom van 20 A per tracker.
Het aansluiten van PV-reeksen met een hogere kortsluitstroom is mogelijk, tot een absoluut maximum van 30 A, zolang ze verbonden zijn met de juiste polariteit, Deze specificatiemogelijkheden stelt systeemontwerpers in staat om grotere reeksen aan te sluiten en kan nuttig zijn als een bepaalde paneelconfiguratie resulteert in een kortsluitstroom net iets boven het maximum van het omgekeerde polariteit beschermingscircuit.
De PV kabelisolatie moet verwijderd worden om 12 mm blootliggend koper in te voeren in het PV-aansluitpunt op de MPPT. Het mag niet mogelijk zijn in contact te komen met de blootliggende koperen bedrading, de pasvorm moet regelmatig zijn en zonder losse draden.
Waarschuwing
Houd er rekening mee dat de productgarantie vervalt als een PV-reeks met een kortsluitstroom groter dan 20 A in omgekeerde polariteit wordt aangesloten.
Let op
De MPPT RS moet de individuele tracker ingangen geïsoleerd van elkaar houden. Dat betekent één PV-reeks per ingang, probeer niet dezelfde reeks aan te sluiten op meerdere tracker ingangen.
Als de MPPT overschakelt naar de druppellaadfase dan vermindert de laadstroom van de accu door het verhogen van de PV Power Point spanning.
De maximale open circuit spanning van de PV-reeks moet minder zijn dan 8 keer de minimale accuspanning bij druppellading.
Als een accu bijvoorbeeld een druppellaadspanning heeft van 54,0 volt, dan mag de maximale open circuit spanning van de aangesloten reeks niet hoger zijn dan 432 volt.
Als de spanning van de panelen deze parameter overschrijdt, dan wordt in het systeem de foutmelding “Overlaadbescherming” weergegeven en wordt het uitgeschakeld.
Om dit te corrigeren, moet ofwel de druppellaadspanning van de accu verhoogd of de PV-spanning verlaagd worden door de PV-panelen van de reeks te verwijderen om de spanning weer binnen de specificatie te brengen.
3.5.1. MPPT RS Voorbeeld PV-configuratie
Let op
Dit is een voorbeeld van een configuratie van een PV-reeks. Beslissingen over de specifieke configuratie, grootte en ontwerp van de PV-reeks voor het systeem moet worden genomen in overleg met de systeemontwerper.
Type paneel | Voc | Vmpp | Isc | Impp | # panelen | Max PV-reeks spanningen | Totaal vermogen per reeks |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Victron 260 W (60 cel) | 36,75 V | 30 V | 9,30 A | 8,66 A | # 1 - 11 #2 - 8 | # 1 - 404 V # 2 - 304 V | 2850 W 2080 W |
3.6. Kabel aansluit volgorde
Ten eerste: Bevestig de juiste polariteit van de accu, sluit de accu aan.
Ten tweede: Sluit indien nodig de remote Aan/Uit-schakelaar aan, het programmeerbare relais en de communicatiekabels
Ten derde: Controleer dat PV-polariteit juist is en sluit vervolgens de PV-reeks aan (indien onjuist aangesloten met omgekeerde polariteit, zal de PV-spanning dalen, de regelaar zal opwarmen maar de accu zal niet opladen).
3.7. Gesynchroniseerde parallelle werking
Meerdere laadregelaars kunnen worden gesynchroniseerd met de CAN-interface. Dit wordt bereikt door de laadregelaars eenvoudig door te verbinden met RJ45 UTP-kabels (bus-terminators nodig, zie punt 3.6).
De parallelle laadregelaars moeten identieke instellingen hebben (bijv. laadalgoritme). De CAN-communicatie zorgt ervoor dat de regelaars gelijktijdig overschakelen van de ene laadtoestand naar de andere (van bulklading naar absorptie bijvoorbeeld). Elke eenheid regelt zijn eigen uitgangsstroom, afhankelijk van de uitvoer van elke PV-reeks en kabelweerstand.
Bij gesynchroniseerde parallelle werking knippert het netwerkpictogram om de 3 seconden op alle parallelle apparaten.
De PV-ingangen mogen niet parallel worden aangesloten. Elke laadregelaar moet op een eigen PV-reeks zijn aangesloten.
3.8. Energieopslagsysteem (ESS)
Een energieopslagsysteem (ESS) is een specifiek type energie systeem dat een aansluiting op het elektriciteitsnet integreert met een Victron-omvormer/acculader, GX-apparaat en een accusysteem. Het ESS slaat gedurende de dag PV-energie op in de accu voor later gebruik als de zon niet meer schijnt.
Raadpleeg de volgende handleiding voor het instellen van een ESS:
3.9. I/O gebruiker
3.9.1. Remote Aan/Uit-aansluiting
De remote Aan/Uit-aansluiting heeft twee aansluitklemmen, de “Remote L”- en de “Remote H”-aansluitklem.
De wordt geleverd met de remote aan/uit-aansluitklemmen, die via een draadlus met elkaar verbonden zijn.
Houd er rekening mee dat de hoofd aan/uitschakelaar op de solar charger op “aan” dient te staan als de remote aansluiting gebruikt wordt.
De remote Aan/Uit-aansluiting heeft twee verschillende bedrijfsmodi:
Aan/uit-modus (standaard):
De standaardfunctie van de remote Aan/Uit-aansluiting is om het apparaat op afstand aan of uit te schakelen.
Het apparaat wordt ingeschakeld als de “Remote L” en de “Remote H” met elkaar verbonden zijn (via een remote schakelaar, relais- of draadverbinding).
Het apparaat wordt uitgeschakeld als de “Remote L” en de “Remote H” niet met elkaar verbonden zijn, en zwevend zijn.
Het apparaat wordt ingeschakeld als “Remote H” is aangesloten op de positieve accupool (Vcc).
Het apparaat wordt ingeschakeld als “Remote L” is aangesloten op de negatieve accupool (Min).
2-draads BMS-modus:
Deze functie kan worden ingeschakeld via VictronConnect. Ga naar „accu-instellingen”-pagina en vervolgens naar ”remote modus".
Stel de afstandsbedieningsmodus in van "aan/uit" naar "2-draads BMS".
In deze modus worden de signalen "belasting", "belasting loskoppelen" of "toegestaan om te ontladen" en de signalen “lader”, “oplader loskoppelen” of “toegestaan om op te laden” van een Victron lithium-accu BMS gebruikt om het apparaat te bedienen. Ze schakelen respectievelijk de omvormer uit als ontlading niet is toegestaan, en schakelen de PV-lader uit als opladen niet door de accu is toegestaan.
Sluit de BMS-aansluitklemmen "belasting", "belasting loskoppelen" of "toegestaan om te ontladen" aan op de “Remote H”-aansluitklem van de RS Smart-omvormer.
Sluit de BMS-aansluitklemmen “lader”, “lader loskoppelen” of “toegestaan om op te laden” aan op de “Remote L”-aansluitklem van de RS Smart-omvormer.
3.9.2. Programmeerbaar relais
Programmeerbaar relais dat ingesteld kan worden voor algemeen alarm, DC te lage spanning of start/stop-functie van een aggregaat. DC -waarde: 4 A tot 35 V DC en 1 A tot 70 V DC
3.9.3. Spanningsdetectie
Voor het compenseren van mogelijk kabelverliezen tijdens het opladen, kunnen twee sensedraden rechtstreeks met de accu verbonden worden of met de positieve en negatieve verdeelpunten. Gebruik draad met een kerndoorsnede van 0,75 mm².
Tijdens het opladen van de accu compenseert de acculader de spanningsval over de DC-kabels tot maximaal 1 Volt (d.w.z. 1 V over de positieve aansluiting en 1 V over de negatieve aansluiting). Als de spanningsval groter dreigt te worden dan 1 V, dan wordt de laadstroom zodanig beperkt dat de spanningsval beperkt blijft tot 1 V.
3.9.4. Temperatuursensor
Voor temperatuurgecompenseerd opladen kan de temperatuursensor (meegeleverd bij het apparaat) worden aangesloten. De sensor is geïsoleerd en moet op de negatieve pool van de accu worden aangebracht. De temperatuursensor kan ook gebruikt worden voor lage temperatuur-afsluiting bij het opladen van lithium accu's (instelbaar in VictronConnect).
3.9.5. Programmeerbare analoge/digitale ingangen
Het product is uitgerust met 2 analoge/digitale ingangen, ze zijn AUX_IN1+ en AUX_IN2+ gelabeld op het afneembare Gebruiker I/O aansluitblok.
De digitale ingangen zijn 0-5 V, en als er een ingang naar 0 V wordt getrokken wordt deze geregistreerd als “gesloten”
Deze ingangen kunnen ingesteld worden in VictronConnect.
Ongebruikt: de aux-ingang heeft geen functie.
Veiligheidsschakelaar: het apparaat is ingeschakeld als de aux-ingang actief is.
Er kunnen verschillende functies worden toegewezen aan elke aux-ingang. Als dezelfde functie toegewezen wordt aan beide aux-ingangen dan worden ze behandeld als een EN-functie dus beiden moeten actief zijn zodat het apparaat de ingang herkent.
3.9.6. I/O-terminal schema gebruiker
3.9.7. I/O-functies gebruiker
Nummer | Aansluiting | Omschrijving |
---|---|---|
1 | Relais_NO | Programmeerbaar relais Normaal open aansluiting |
2 | AUX_IN - | Gemeenschappelijk negatief voor programmeerbare aux-ingangen |
3 | AUX_IN1+ | Programmeerbare aux-ingang 1 positieve aansluiting |
4 | AUX_IN2+ | Programmeerbare aux-ingang 2 positieve aansluiting |
5 | REMOTE_L | Remote Aan/Uit-aansluiting Laag |
6 | REMOTE_H | Remote Aan/Uit-aansluiting Hoog |
7 | RELAY_NC | Programmeerbaar relais normaal gesloten aansluiting |
8 | RELAY_COM | Programmeerbaar relais gemeenschappelijk negatief |
9 | TSENSE - | Temperatuursensor negatief |
10 | TSENSE + | Temperatuursensor positief |
11 | VSENSE - | Spanningssensor negatief |
12 | VSENSE + | Spanningssensor positief |