21. Bijlage
21.1. RV-C
21.1.1. Ondersteunde DGN’s
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke gegevens van de ondersteunde apparaten beschikbaar zijn en wat de bijbehorende DGN’s (datagroepnummers) zijn.
RV-C definieert meerdere berichten. Een gedetailleerde specificatie van het protocol en de berichtdefinitie is openbaar beschikbaar op RV-C.com.
21.1.2. RV-C-uit
Algemeen
De GX hoofd RV-C interface en alle virtuele apparaten rapporteren de minimaal vereiste DGN's:
DGN | DGN# | Omschrijving |
---|---|---|
Product_ID | 0xFEEB | Fabrikant, productnaam, serienummer |
SOFTWARE_ID | 0xFEDA | Software-versie |
DM_RV | 0x1FECA | Probleem zoeken |
DM01* | 0x0FECA | Probleem zoeken |
*Bovenop DGN DM_RV 0x1FECA, wordt ook J1939 DGN DM01 0x0FECA aangekondigd voor alle RV-C uit apparaten om oudere RV-C besturingspanelen, die de DM_RV DGN niet ondersteunen, te ondersteunen.
Hoofd-interface
De GX hoofd-interface identificeert als “Besturingspaneel” (DSA=68) op RV-C en is verantwoordelijk voor aanvragen en verwerken van gegevens van alle RV-C nodes.
DC-bronberichten
Alle DC-aangesloten apparaten kunnen DC_SOURCE_STATUS_1 rapporteren. Dit zijn de omvormer/acculader, omvormer, lader, accu en PV-lader diensten. VE.Bus omvormer / acculader en Battery/BMS rapporteert DC-stroom en -spanning, alle andere apparaten rapporteren alleen spanning.
Volgens de RV-C spec is maar één node toegelaten om DC-bronberichten uit te zenden uit dezelfde instance. Elk apparatentype heeft een eigen prioriteit wat gebruikt wordt om te bepalen welke node de DC-bronberichten moet verzenden. Overweeg het volgende systeem:
Omvormer/acculader (DC-bron-Instance 1, prio 100)
PV-lader (DC-bron instance 1, prio 90)
AC-lader met 3 uitgangen (DC-bron-Instance 1, 2 & 3, prio 80)
Accubewaker (DC-bron-Instance 1, prio 119)
In dit geval verzendt de accumonitor DC-brongegevens met instance 1, daar dit de hoogste prioriteit heeft. Bijkomend zendt de AC-lader DC-brongegevens met instance 2 en 3 (uitgang 2 en 3), daar er geen andere apparaten met die instances zijn. Meer informatie over DC-bronberichten in de RV-C specificatiehandleiding. Hoofdstuk 6.5.1 verklaart het prioriteitmechanisme.
VE.Bus omvormer / acculader
Apparaten
Alleen VE.Bus MultiPlus/Quattro. Phoenix Inverter VE.Bus wordt ook door deze service geëxporteerd, maar dan met nummer van AC-ingangen ingesteld op 0. De DSA is ingesteld op 66 (omvormer #1).
Instances
Omvormer: standaard instance 1, instelbaar van 1…13
Lader: standaard instance 1, instelbaar van 1…13
Lijn #1: standaard instance 0 (L1), instelbaar van 0…1
Lijn #2: standaard instance 1 (L2), instelbaar van 0…1
DC-bron: standaard instance 1, instelbaar van 1…250
Status
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
INVERTER_AC_STATUS_1 | 0x1FFD7 | L1 AC-uit-spanning, stroom, frequentie L2 AC-uit-spanning, stroom, frequentie L2-gegevens worden niet verzondenals dat niet ingesteld is |
OMVORMER_STATUS | 0x1FFD4 | Omvormerstatus |
CHARGER_AC_STATUS_1 | 0x1FFCA | L1 AC-uit-spanning, stroom, frequentie L2 AC-uit-spanning, stroom, frequentie L2-gegevens worden niet verzonden als datniet ingesteld is |
CHARGER_AC_STATUS_2 | 0x1FFC9 | Ingangsstroomlimiet |
CHARGER_STATUS | 0x1FFC7 | Status acculader |
CHARGER_STATUS_2 | 0x1FEA3 | DC-spanning, stroom |
CHARGER_CONFIGURATION_STATUS | 0x1FFC6 | Maximale laadstroom |
CHARGER_CONFIGURATION_STATUS_2 | 0x1FF96 | Ingangsstroomlimiet, Maximale laadstroom (%) |
DC_SOURCE_STATUS_1 | 0x1FFFD | DC-spanning, stroom Bepaalde prioriteit van 100 (omvormer/lader) |
Opdrachten
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
INVERTER_COMMAND 1) | 0x1FFD3 | Omvormer ingeschakeld/uitgeschakeld |
CHARGER_COMMAND 1) | 0x1FFC5 | Acculader ingeschakeld/uitgeschakeld |
CHARGER_CONFIGURATION_COMMAND | 0x1FFC4 | Maximale laadstroom Opmerking: dit is een veranderlijke instelling en resets naar de waarde die de eenheid had bij instelling na herstart van omvormer/acculader. |
CHARGER_CONFIGURATION_COMMAND_2 | 0x1FF95 | Ingangsstroomlimiet acculader |
1) Van RV-C kan hetlader en omvormerdeel apart geregeld worden. Deze twee aan/uit waarden worden dan gecombineerd naar een enkele schakelwaarde (zoals gezien op de VE.Bus-pagina in de GX-gebruikersinterface, zie bovenaan meeste items in onderstaande schermafbeelding). Als de omvormer/lader Aan is, resulteert het uitschakelen van lader in alleen Omvormer. De omvormer uitschakelen resulteert in acculader alleen (als walstroom aangesloten is).
Victron bepaalt de volgende opties om een gecombineerde omvormer/acculader te regelen:
Status | Opmerkingen |
---|---|
Uit | Beiden, omvormer en lader zijn uitgeschakeld |
Alleen omvormer | Alleen de omvormer is ingeschakeld |
Alleen lader | Alleen de acculader is ingeschakeld |
Aan | Beiden, omvormer en lader zijn ingeschakeld |
Dit wordt weerspiegeld door de schakelmenu-optie:
Omvormer
Apparaten
Phoenix inverter VE.Direct en Inverter RS. De DSA is ingesteld op 66 (omvormer #1).
Instances
Omvormer: standaard instance 2, instelbaar van 1…13
Lijn: standaard instance 0 (L1), instelbaar van 0…1
DC-bron: standaard instance 1, instelbaar van 1…250
Status
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
INVERTER_AC_STATUS_1 | 0x1FFD7 | L1 AC-uit-spanning, stroom, frequentie |
OMVORMER_STATUS | 0x1FFD4 | Omvormerstatus |
DC_SOURCE_STATUS_1 | 0x1FFFD | DC-spanning Bepaalde prioriteit van 60 (omvormer) |
Opdrachten
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
INVERTER_COMMAND | 0x1FFD3 | Omvormer inschakelen/uitschakelen/belastingdetectie |
AC-lader
Apparaten
Skylla-I, Skylla-IP44/IP65, Phoenix Smart IP43 Charger. De DSA is ingesteld op 74 (omvormer #1).
Instances
Lader: standaard instance 2, instelbaar van 1…13
Lijn: standaard instance 0 (L1), instelbaar van 0…1
DC-bron #1: standaard instance 1, instelbaar van 1…250
DC-bron #2: standaard instance 2, instelbaar van 1…250
DC-bron #3: standaard instance 3, instelbaar van 1…250
Status
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
CHARGER_AC_STATUS_1 | 0x1FFCA | AC-stroom |
CHARGER_AC_STATUS_2 | 0x1FFC9 | Ingangsstroomlimiet |
CHARGER_STATUS | 0x1FFC7 | Status acculader |
CHARGER_STATUS_2 | 0x1FEA3 | DC-bron #1: spanning, stroomuitgang 1 DC-bron #2: spanning, stroomuitgang 2 DC-bron #3: spanning, stroomuitgang 3 Instance 2, 3 worden niet verzonden indien niet aanwezig |
CHARGER_CONFIGURATION_STATUS_2 | 0x1FF96 | Ingangsstroomlimiet |
DC_SOURCE_STATUS_1 | 0x1FFFD | DC-bron #1: spanning DC-bron #2: spanning DC-bron #3: spanning Instance 2, 3 worden niet verzonden indien niet aanwezig. Bepaalde prioriteit van 80 (lader) |
Opdrachten
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
CHARGER_COMMAND | 0x1FFC5 | Acculader ingeschakeld/uitgeschakeld |
CHARGER_CONFIGURATION_COMMAND_2 | 0x1FF95 | Ingangsstroomlimiet |
PV-lader
Apparaten
BlueSolar, SmartSolar, MPPT RS. De DSA is ingesteld op 141 (PV-laadregelaar).
Instances
Lader: standaard instance 1, instelbaar van 1…250
DC-bron: standaard instance 1, instelbaar van 1…250
Status
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
SOLAR_CONTROLLER_STATUS | 0x1FEB3 | Bedrijfstoestand |
SOLAR_CONTROLLER_STATUS_5 | 0x1FE82 | Totale opbrengst |
SOLAR_CONTROLLER_BATTERY_STATUS | 0x1FE80 | Accuspanning, -stroom |
SOLAR_CONTROLLER_ARRAY_STATUS | 0x1FDFF | PV-spanning, –stroom |
DC_SOURCE_STATUS_1 | 0x1FFFD | DC-spanning Bepaalde prioriteit van 90 (lader + 10) |
Accu/BMS
Apparaten
BMV, SmartShunt, Lynx Shunt, Lynx Ion, Lynx Smart BMS, BMS-Can accu's. De DSA is ingesteld op 69 (accumonitor).
Instances
Hoofd: standaard instance 1, instelbaar 1…250; standaard prioriteit 119, instelbaar 0…120
Starter: standaard instance 2, instelbaar 1…250; standaard prioriteit 20, instelbaar 0…120
Status
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
DC_SOURCE_STATUS_1 | 0x1FFFD | Spanning, stroom Starter instance wordt niet verzonden als startaccu niet aanwezig is |
DC_SOURCE_STATUS_2 | 0x1FFFC | Temperatuur, laadstatus, resterende tijd |
DC_SOURCE_STATUS_4 | 0x1FEC9 | Gewenste maximale spanning, stroom |
Tanks
Apparaten
Ingebouwde tanks, GX-tank, N2K-tanks. De DSA is ingesteld op 73 (LPG) voor LPG tanks en 72 (Water/afval Tanksysteem) voor alle andere tanktypes.
Instances
Tank: standaard instance 0, instelbaar van 0…15
Status
DGN | DGN# | Waarde |
---|---|---|
TANK_STATUS | 0x1FFB7 | Vloeistoftype, relatief niveau, absoluut niveau, tankgrootte Resolutie vast op 100 |
RV-C ondersteunt slechts 4 tanktypen (0..3), terwijl Victron er maximaal 11 ondersteunt. De tabel met de extra tanken is specifiek voor Victron en is compatibel met de type tanks die we gebruiken.
Ondersteunde tanktypen:
Venus / NMEA 2000 | RV-C | |
---|---|---|
Vloeistoftype | Vloeistofcode | Type |
Brandstof | 0 | 4 (door de leverancier gedefinieerd) |
Zoetwater | 1 | 0 |
Afval (grijs) water | 2 | 2 |
Livewell | 3 | 5 (door de leverancier gedefinieerd) |
Olie | 4 | 6 (door de leverancier gedefinieerd) |
Zwart water | 5 | 1 |
Benzine | 6 | 7 (door de leverancier gedefinieerd) |
Diesel | 7 | 8 (door de leverancier gedefinieerd) |
LPG | 8 | 3 |
LNG | 9 | 9 (door de leverancier gedefinieerd) |
Hydraulische olie | 10 | 10 (door de leverancier gedefinieerd) |
Onbewerkt water | 11 | 11 (door de leverancier gedefinieerd) |
Let op dat Vendor-gedefinieerd betekent dat deze typen niet gedefinieerd zijn in RV-C, maar alleen gebruikt worden voor Victron RV-C-apparaten .
21.1.3. DGN 60928 Unieke identiteitsnummers
Het GX-apparaat wijst een individueel uniek identiteitsnummer toe aan elk virtuele apparaat. Wijzig dit alleen bij gebruik van meerdere GX-apparaten op één RV-C-netwerk.
Het unieke identificatienummer wordt gebruikt voor de GX interne CAN-bus apparaat "database" om apparaten te vergelijken tijdens adresbepaling. Om botsingen op CAN-bus te vermijden moet het tweede GX-apparaat ingesteld worden op een uniek identificatiebereik van 1000-1499. Dit kangedaan worden door de unieke identiteitselector in te stellen op 2 (2 * 500). Dit werkt exact hetzelfde zoals voor VE.Can, raadpleeg de PGN 60928 NAAM Unieke identificatienummers sectie.
21.1.4. RV-C-in
Tanks
Getest met Garnet SeeLeveL II 709 en tanks van de RV-C uit-functie van een ander GX-apparaat.
Accu's
Lithionics is de enige ondersteunde RV-C accu (inclusief DVCC-ondersteuning).
21.1.5. Apparaatklassen
Dit gedeelte biedt een basisoverzicht over de manier waarop elke apparaatklasse zal deelnemen aan de RV-C-specificatie. In ieder geval wordt "Niveau 1"-integratie grotendeels ondersteund (basisbediening), met verbeteringen per geval.
Stand-alone AC-acculaders
De op AC-gebaseerde opladerklasse rapporteert zijn operationele en instellingenstatus met behulp van CHARGER_xx groep- of RV-C-berichten. Gebruikersbediening moet standaard aan/uit-schakeling via RV-C omvatten, net als het aanpassen van de limieten voor walstroom (AC).
Stand-alone AC-omvormers
Deze klasse AC-omvormers rapporteren de operationele status met behulp van de INVERTER_xx groep- of RV-C-rapporten. Inkomende opdracht is beperkt tot aan/uit (inschakelen/uitschakelen) via RV-C.
AC-omvormer/acculader
Gecombineerde omvormer/acculader - rapporteert zowel CHARGER_xx- als INVERTER_xx-berichten.
Zonneregelaars
Zonne-opladers rapporteren hun operationele status in realtime.
Laadstatus-meters
Laadstatus-meters kunnen worden gebruikt om de huidige accustatus te rapporteren via RV-C: spanning, stroom, temperatuur, laadstatus enz. RV-C vereist dat slechts ÉÉN apparaat tegelijk voor een bepaalde accu spreekt. Als er dus een goede BMS geïnstalleerd is, is dat de gegevensbron.
BMS (Victron, of Victron ondersteund door derden)
In veel gevallen zal(zullen) de accu('s) in het systeem direct worden aangesloten op een Victron Cerbo GX of Cerbo-S GX, ofwel via Victron-apparatuur of via compatibele BMS’s die door derden ondersteund worden. Dergelijke accu's moeten worden weergegeven in de RV-C-omgeving via DC_SOURCE_STATUSxx-berichten.
Tankniveaumeters
Tankmeters worden vertaald in RV-C-berichten, waarbij de bestaande ID/VRM-Instance-nummers van de tank worden overgedragen.
21.1.6. Instance-vertaling
Instances worden door RV-C op verschillende manieren gebruiktL
DC-bron-Instance
AC-lijn
Device Instance (context afhankelijk)
Elk gebruik van de Instance heeft een specifieke betekenis, en een bepaald apparaat kan soms een of meerdere van deze Instances gebruiken.
DC-bron-Instance
In RV-C is een DC-bron iets dat energie kan opwekken en (optioneel) opslaan. Typisch een accu maar het kan ook een brandstofcel zijn of de uitgangszijde van een DC-contactor/disconnector.
Een DC-bron kan gezien worden als een accusysteem en de bijbehorende fysieke bus, bijvoorbeeld de huisaccu, de DC-busbar en DC-bedrading. DC-bron-Instances worden gebruikt om volgende apparaten te koppelen (bijv. een acculader of een omvormer) aan de ‘DC-bus’ waarop deze is aangesloten.
Op deze manier is het mogelijk om in kaart te brengen hoe alle apparaten zijn aangesloten op hun DC-bus via hun DC-bron-Instance-waarde (startaccu en de dynamo, huisaccu en zijn opladers enz.).
Houd er rekening mee dat in sommige gevallen (bijv. een DC-DC-omzetter of een schakelaar) een apparaat kan zijn gekoppeld aan twee verschillende DC-bron-Instances. Een DC-DC-omzetter kan bijvoorbeeld geassocieerd worden met de twee accu's waarmee het verbonden is, terwijl een schakelaar kan worden geassocieerd met de accu waarop deze is aangesloten; de DC-bus aan de belastingszijde van de schakelaar heeft dan een eigen DC-bron-Instance .
Hoewel Victron meer dan één accu kan ondersteunen (een huisaccu en een startaccu), ligt de primaire focus op één accu. De dbus-rvc-module zal de ‘primaire’ accu aan de RV-C presenteren als ‘DC-bron-Instance = 1’ (huisaccu)-informatie.
Indien aanwezig, zullen aanvullende Victron-detectieapparaten worden gepresenteerd met behulp van DC-bron-Instances van 2. Een voorbeeld is de optionele startaccu-spanningsdetectie op SmartShunts.
AC-lijn
De AC-lijn is veel eenvoudiger, in die zin dat de RV-C uitgaat van een beperkt AC-systeem, meestal gedefinieerd als lijn 1 of lijn 2. Victron ondersteunt 3-fasen-systemen, die niet zijn opgenomen in de RV-C-specificatie. Alle installaties met 3-fasen-systemen worden niet ondersteund door de dbus-RVC-module, en de AC-gerelateerde RV-C-berichten worden onderdrukt.
Device Instance
Een Device Instance is een manier om verschillende fysieke apparaten van hetzelfde type te scheiden. Bijvoorbeeld: als een installatie twee AC-acculaders bevat die op dezelfde accu zijn aangesloten, dan wordt elk een afzonderlijke Device Instance toegewezen, terwijl beide dezelfde DC-bron-Instance behouden. Elke acculader wordt ook geassocieerd met een AC-lijn, die al dan niet hetzelfde kan zijn. Op deze manier wordt de AC-acculader volledig beschreven: hoe deze aangesloten is aan de AC- en DC-zijde terwijl het op unieke wijze kan worden geïdentificeerd via de Device Instance.
Device Instances zijn relevant voor een bepaalde klasse van apparaten. Een AC-acculader kan Device Instances 1 en 2 definiëren,en deze zijn niet gerelateerd aan Device Instances 1 en 2 van een DC-motorcontroller.
Opmerking
Met uitzondering van de tankbewaking zijn Device Instances hardgecodeerd als 1 voor elke specifieke apparaatklasse.
21.1.7. Afhandeling RV-C-storing en -fout
RV-C-storingsrapportage
Storingscondities worden gemeld met behulp van DM_RV DGN (0x1FECA) en J1939 DM01 (0x1FECA) DGNs.
In release 1 worden de operationele statusbits, geel en rood lichtveld ondersteund, aangezien ze in DSA opgeslagen worden.
SPN is ingesteld op 0xFFFFFF onder normale omstandigheden, en 0x0 op het moment dat een waarschuwing of storing optreedt in de ondersteunde Victron-apparatuur.
FMI is altijd ingesteld op 0x1F (storingsmodus niet beschikbaar).
Met deze eenvoudige toewijzing kunnen externe gebruikersbeeldschermen een alarm- of storingsconditie aangeven in een bepaald Victron-apparaat dat moet worden aangegeven, op welk moment de gebruiker diagnostische Victron-hulpmiddelen moet gebruiken voor aanvullende inzichten.
21.1.8. RV-C-apparaatprioriteit
Een kritisch concept in RV-C is de toepassing van apparaatprioriteiten.
Bij gebruik heeft de prioriteit van een bepaald apparaat invloed op de verzendmogelijkheden van de DGN’s (bijv. een BMS met een hogere prioriteit moet details over de accustatus verzenden, terwijl een MPPT Controller met een lagere prioriteit moet terugtreden).
Apparaatprioriteit wordt soms ook gebruikt om de voorkeur van het ene knooppunt ten opzichte van het andere mogelijk te maken, het kan bijvoorbeeld wenselijker zijn om AC-walstroom te gebruiken in plaats van de omvormer.
Bij de uitvoering van dbus-rvc worden de volgende prioriteiten hard gecodeerd in verzonden berichten:
DC_SOURCE_STATUS_xx-berichten: Prioriteit = 120 (SOC/BMS)
SOLAR_xx-berichten: Prioriteit acculader = 110
CHARGER_xx-berichten: (omvormer/acculaders): Prioriteit acculader = 100
CHARGER_xx-berichten: (AC-acculaders): Prioriteit acculader = 80
21.2. Cerbo-S GX Afmetingen
21.3. Modbus houdregisters voor de ComAp InteliLite 4 regelaar
De volgende tabel vermeldt de vereiste ComAp Modbus-instelling.
De registers moeten aangepast worden via de InteliConfig-software via de onderstaande registerlijst. De registerposities tussen de gespecificeerde registers moeten wellicht gevuld worden met andere waarden, daar het bevragen van registergroepen, die onbepaalde registers bevatten, kan leiden tot een communicatiefout. Afhankelijk van het aggregaat worden de waarden van RPM, koelmiddeltemp., oliedruk en brandstofniveau als alternatief geregistreerd door de ECU (Com. voorw. 10153 tot 10172). De "Eenheden/vermogenformaat"-instelling moet op de standaard instellingen "Meeteenheid - 20 °C, 10,0 Bar, 11,4 l/h" voor eenheden en "Standaard 1kW/kVA/kVAr 1V" voor vermogenformaat blijven.
Naast de vermelde houdregisters wordt Coil 4700 gebruikt om het aggregaat te starten en te stoppen.
Register(s) | Com. Voorw. | Naam | DIM | Type | Dec | Groep |
---|---|---|---|---|---|---|
01004 | 10123 | Motorsnelheid | rpm | int16 | 0 | Motor |
01006 | 9152 | T-koelmiddel | °C | int16 | 0 | Regelaar I/O |
01008 | 9151 | P-Olie | bar | int16 | 1 | Regelaar I/O |
01013 - 01014 | 8206 | Uren in werking | h | int32 | 1 | Statistieken |
01020 | 8202 | Belasting P | kW | int16 | 0 | Belasting |
01021 | 8524 | Belasting P L1 | kW | int16 | 0 | Belasting |
01022 | 8525 | Belasting P L2 | kW | int16 | 0 | Belasting |
01023 | 8526 | Belasting P L3 | kW | int16 | 0 | Belasting |
01036 | 8210 | Aggregaatfrequentie | Hz | uint16 | 1 | Aggregaat |
01037 | 8192 | Aggregaatspanning L1-N | V | uint16 | 0 | Aggregaat |
01038 | 8193 | Aggregaatspanning L2-N | V | uint16 | 0 | Aggregaat |
01039 | 8194 | Aggregaatspanning L3-N | V | uint16 | 0 | Aggregaat |
01043 | 8198 | Belastingsstroom L1 | A | uint16 | 0 | Belasting |
01044 | 8199 | Belastingsstroom L2 | A | uint16 | 0 | Belasting |
01045 | 8200 | Belastingsstroom L3 | A | uint16 | 0 | Belasting |
01053 | 8213 | Accu volt | V | int16 | 1 | Regelaar I/O |
01055 | 9153 | Brandstofniveau | % | int16 | 0 | Regelaar I/O |
01263 - 01264 | 8205 | Aggregaat kWh | kWh | int32 | 0 | Statistieken |
01298 | 9244 | Motorstatus | Stringlijst | Info | ||
01301 | 12944 | Aansluitingstype | Stringlijst | Info | ||
01307 - 01322 | 24501 | ID String | Lange string | Info | ||
01323 - 01330 | 24339 | FW-versie | Korte string | Info | ||
01382 | 9887 | Regelaarmodus | stringlijst | Info | ||
03000 - 03007 | 8637 | Aggregaatnaam | Korte string | Basis instellingen/Naam | ||
21.4. Modbus houdregisters voor ondersteunde DSE aggregaatbesturingen
De volgende tabel vermeldt de Modbus houdregisters die het GX-apparaat leest. Houd er rekening mee dat deze Modbus-tabel de DSE-registerlijst weerspiegelt, niet die van het GX-apparaat. Deze bepalingen volgen de Deep Sea Electronics GenComm-norm (versie 2.236 MF). De Modbus registerlijst voor het lezen van deze gegevens van het GX-apparaat kan gevonden worden in de downloadsectie op de Victron-website.
De gemarkeerde registers, [3}vereist{3] in de opmerkingenkolom zijn crucial voor het identificeren van de DSE-aggregaatbesturingen in het GX-apparaat en voor juiste bediening van het Victron-ecosysteem met het aggregaat. Wijzig ze niet. Alle andere registers zijn optioneel.
Opmerking: [5}Pagina{5] en Register [5}offset{5] vormen terminologie uit de DSE GenComm-standaard.
Register(s) | Pagina | Offset | Naam | Eenheden | Opmerkingen |
---|---|---|---|---|---|
768 | 3 | 0 | Fabrikantcode | Vereist voor DSE-regelaaridentificatie | |
769 | 3 | 1 | Modelnummer | ||
770 | 3 | 2 | Serienummer | ||
772 | 3 | 4 | Regelmodus | ||
1024 | 4 | 0 | Oliedruk | kPa | |
1025 | 4 | 1 | Koelmiddeltemperatuur | °C | |
1026 | 4 | 2 | Olietemperatuur | °C | |
1027 | 4 | 3 | Brandstofniveau | % | |
1029 | 4 | 5 | Accuspanning motor | V | |
1030 | 4 | 6 | Motorsnelheid | RPM | Vereist voor een goede werking van het Victron-ecosysteem |
1031 | 4 | 7 | Aggregaatfrequentie | Hz | |
1032 | 4 | 8 | Aggregaat L1-N spanning | V | |
1034 | 4 | 10 | Aggregaat L2-N spanning | V | |
1036 | 4 | 12 | Aggregaat L3-N spanning | V | |
1044 | 4 | 20 | Aggregaat L1 stroom | A | |
1046 | 4 | 22 | Aggregaat L2 stroom | A | |
1048 | 4 | 24 | Aggregaat L3 stroom | A | |
1052 | 4 | 28 | Aggregaat L1 watt | W | |
1054 | 4 | 30 | Aggregaat L2 watt | W | |
1056 | 4 | 32 | Aggregaat L3 watt | W | |
1536 | 6 | 0 | Aggregaat totaal watt | W | |
1558 | 6 | 22 | Aggregaat % van volledig vermogen | % | |
1798 | 7 | 6 | Looptijd motor | Seconden | |
1800 | 7 | 8 | Aggregaatpos. kW uren | kWh | |
1808 | 7 | 16 | Aantal opstarten | ||
Vanaf 2048 | 8 | Voorwaarden voor alarm | |||
4096 to 4103 | 16 | Besturingsregisters | |||
Vanaf 39424 | 154 | Voorwaarden voor alarm |