4. Configuratie en instellingen
4.1. Voor de eerste keer opstarten
Het Lynx Smart BMS NG wordt ingeschakeld als een accu is aangesloten en de draadlus wordt geplaatst tussen pin 10 en 11 van de multiconnector of de remote aan/uit-schakelaar is ingeschakeld.
Bij het eerste keer opstarten en na een “Herstel naar standaard instellingen” (via de VictronConnect-app), bepaalt en stelt het Lynx Smart BMS NG automatisch deze instellingen in:
Systeemspanning, 12, 24 of 48 V, door het meten van de accuspanning.
Aantal accu's in parallel, serie en serie/parallel configuratie
Aantal accucellen per accu
4.2. Firmware bijwerken
Het bijwerken van de firmware van het Lynx Smart BMS NG kan op twee verschillende manieren uitgevoerd worden:
Met de VictronConnect-app
Via de VRM: remote Firmware-update functie (vereist een met internet verbonden GX-apparaat)
Opmerkingen over firmware-bijwerken in het algemeen
Nieuwer is niet altijd beter
Maak het niet stuk als het werkt
Zorg ervoor, vóór het update-proces te starten, om de changelog te lezen. De changelog kan via Victron Professional gedownload worden.
Gebruik daarom deze functie met zorg. Ons belangrijkste advies is om een draaiend systeem niet bij te werken tenzij er problemen mee zijn of vóór de eerste keer opstarten.
Opmerkingen over bijwerken van de Lynx Smart BMS NG-firmware
Een firmware-update resulteert niet in een tijdelijke systeemafsluiting. Tijdens het bijwerken houdt het Lynx Smart BMS NG alle contacten en de magneetschakelaar in dezelfde status als bij de start van het bijwerken. Als de update niet lukt, openen ATD/ATC en magneetschakelaar na 120 seconden, om veiligheidsredenen. Dit geeft ook de tijd om opnieuw te proberen bijwerken.
Het bijwerken van de firmware start steeds met een nieuwe laadcyclus, ongeacht de laadtoestand-drempelinstelling, wat inhoudt dat de laadspanningsgrens (CVL) automatisch aangepast wordt van 13,5 V naar 14,0 V (28,0 V of 56,0 V).
Bijwerken van firmware met VictronConnect
Let op het volgende vóór een firmware-update uit te voeren met VictronConnect:
Raadpleeg, voor gedetailleerde instructies over hoe de firmware bij te werken, het firmware bijwerken-hoofdstuk in de VictronConnect-handleiding.
Als er een nieuwere firmware-versie beschikbaar is, meldt de VictronConnect-app (zorg ervoor dat de nieuwste versie van de VictronConnect-app gebruikt wordt) dat zodra een verbinding met het Lynx Smart BMS NG gemaakt is.
Bijwerken van firmware via VRM: Remote firmware-update
Functies:
Remote bijwerken van via internet verbonden producten, rechtstreeks vanuit het VRM-portaal
Software installeren is niet noodzakelijk
Werkt vanuit laptop, tablet & telefoon
Niet nodig het juiste firmware-bestand te vinden: het systeem heeft alles en geeft duidelijk aan dat een nieuwere versie beschikbaar is.
Raadpleeg de VRM: Remote firmware-update handleiding voor gedetailleerde instructies.
4.3. Instellingen Lynx Smart BMS NG
Eenmaal ingeschakeld, gebruik de VictronConnect-app om de BMS-instellingen in te stellen.
Controleer de instelling van de accuspanning (12, 24 of 48 V):
Stel de instelling voor de accucapaciteit in:
Controleer het aantal accu's die parallel geplaatst zijn:
Controleer de instelling van de vooralarm-modus: Deze instelling wordt automatisch ingesteld als het voor de eerste keer wordt opgestart en na een “Herstel naar standaardinstellingen”. Het is de standaard instelling.
Stel de relaismodus in: Het programmeerbare relais heeft twee werkingsmodi: Alarmrelais endynamo ATC.
DVCC-instellingen: DVCC is geforceerd ingeschakeld en kan niet worden uitgeschakeld. Enkele instellingen kunnen echter gewijzigd worden. Deze worden hieronder beschreven. Houd er rekening mee dat deze instellingen alleen van invloed zijn op compatibele DVCC-apparaten zoals Victron omvormer/acculaders, Orion XS DC-DC acculaders en PV MPPT-acculaders.
|
|
Instellingen accumonitor: In tegenstelling tot andere accumonitoren zijn de instellingen van de Lynx Smart BMS NG-accumonitor meestal vaste instellingen die niet aangepast kunnen worden. De reden hiervoor is dat het Lynx Smart BMS NG altijd samen wordt gebruikt met de Victron Lithium NG accu's en een groot aantal van de parameters van de accumonitor zijn daarom bekend omdat ze betrekking hebben op het accutype. De volgende instellingen zijn instelbaar. Een volledige lijst van alle gebruikte instellingen is te vinden in de Lijst met instellingen accumonitor bijlage.
|
|
4.4. Lynx Distributor-instellingen
Deze instructies zijn alleen van toepassing als het systeem één of meerdere Lynx Distributors bevat.
Aan elke Lynx Distributor moet een adres worden toegekend en ingesteld worden op A, B, C of D. Dit gebeurt via een tweezijdige dip-schakelaar die zich in de Lynx Distributor bevindt. Raadpleeg hoofdstuk 6.1.3. Adres toekennen Lynx Distributor in de Lynx Distributor-handleiding.
Tip
Als de DIP-schakelaars per ongeluk onjuist geprogrammeerd zijn of opnieuw geprogrammeerd moeten worden naar een verschillend adres na inbedrijfstelling van het Lynx Smart BMS NG moet het BMS geherstart worden (UIT-modus en opnieuw naar Stand-by of AAN-modus). Deze actie is noodzakelijk om de Lynx Distributor status juist in VictronConnect en het GX-apparaat toe te passen. Het herstarten van het BMS reset ook de foutmelding "W-D02: Communicatie met Distributor [A, B, C, of D] verloren" in VictronConnect en verwijder het Lynx Smart BMS alarm "Distributor [A, B, C, of D] aansluiting verloren."
Gebruik de VictronConnect-app om elke zekering een eigen naam te geven (maximaal 16 tekens). Als de naam van de zekering leeg is (0 tekens), wordt de zekering uitgeschakeld en genegeerd voor bewakingsdoeleinden.
|